Alléén voor privé gebruik



1 november 1899

Zuivering van de Kerk. Haar steun: de slachtofferzielen.

In mijn gebruikelijke toestand, bevond ik me buiten mezelf binnen in een kerk waar een priester het goddelijk Offer op droeg en terwijl hij dit deed, weende Hij bitter en zei: “De ziel van mijn Kerk heeft geen basis”.
Toen Hij dit zei zag ik een zuil; zij reikte tot in de Hemelen en aan de voet van deze zuil stonden priesters, bisschoppen, kardinalen en andere hoogwaardigheidsbekleders die de zuil ondersteunden.
Maar tot mijn verwondering zag ik, toen ik beter keek dat sommigen van deze mensen erg zwak waren, anderen half in ontbinding weer anderen slap, sommigen onder ‘t slijk. Er waren er maar zo weinig die in staat waren steun te bieden. Dus deze arme zuil helde over, niet in staat stil te blijven staan, zoveel trillingen kwamen vanuit de basis. Bij deze zuil was bovendien de H. Vader die, met gouden kettingen en stralend vanuit zijn hele persoon zoveel mogelijk deed om die recht te houden en om de mensen aan de basis vast te houden en bij te lichten, ofschoon sommigen weg vluchtten als om gemakkelijker te ontbinden en bedekt te worden met slijk; en dit niet alleen, hij spande zich in om de hele wereld vast te houden en bij te lichten.

Terwijl ik dit zag riep de priester die de H. Mis opdroeg (ik weet niet zeker of het een priester was of Ons Heer; het kwam me voor dat Hij het was, maar ik kan het niet met zekerheid zeggen) mij dichter bij en zei: “Mijn dochter, kijk toch eens in wat voor hartverscheurende toestand mijn Kerk verkeert. Juist degenen die worden verondersteld haar te ondersteunen trekken zich terug en met hun activiteit slaan ze haar te neer, zij vallen haar aan en maken haar uiteindelijk zwart.
Het enige redmiddel is dat Ik zoveel bloed vergiet om in dat bloedbad dat rottende bederf weg te wassen en hun diepe wonden te genezen, zodat ze, genezen, gesterkt en mooier gemaakt in dat bloed, instrumenten worden om haar stabiel en sterk te houden”. Dan vervolgde Hij: “Ik heb je geroepen om je te zeggen: “Wil je slachtoffer en zo steunpilaar zijn om deze zuil recht te houden in deze onverbeterlijke tijden?”
Aanvankelijk voer er een huivering door me heen van angst dat ik niet de kracht zou hebben, maar dan bood ik mezelf onmiddellijk aan en sprak mijn fiat. Op dat moment zag ik me omringd door vele heiligen, engelen, zielen van het vagevuur die me kwelden met zwepen en andere instrumenten.
Eerst voelde ik een zekere angst, maar hoe meer ik leed hoe meer ik wilde lijden en ik had vreugde in het lijden of het de zoetste honing was; te meer daar een gedachte bij me opkwam: “Wie weet zijn deze pijnen wel het middel om mijn leven te beëindigen, zodat ik mijn vleugels uit kan slaan voor de laatste vlucht naar mijn hoogste en enige goed?” Maar tot mijn grote verdriet zag ik na die bittere pijnen, dat die pijnen mijn leven niet zouden beëindigen.
O God, wat een ellende – dat dit kwetsbare vlees mij belet me te verenigen met mijn eeuwige goed!

Hierna zag ik het bloedbad aangericht onder de mensen die zich aan de basis van de zuil bevonden. Wat een afschuwelijke ramp! Hoe weinigen werden geen slachtoffer; zij hadden de euvele moed om te pogen de H. Vader te vermoorden. Maar dan kwam het me voor dat het vergoten bloed en die tot bloedens toe gekwelde slachtoffers de overgeblevenen sterk maakten, zodat zij de zuil konden stutten en die niet meer heen en weer bewoog. O, wat een gelukkige dagen! Hierna zullen dagen komen van triomf en vrede; het aanschijn van de aarde lijkt vernieuwd te worden en de zuil zal zijn oorspronkelijk aanzien en pracht weer terug krijgen. O, gelukkige dagen – Ik juich u van verre toe, dagen die mijn Kerk zullen verheerlijken en grote glorie aan God brengen die haar Hoofd is.


3 november 1899

Jezus vermaakt zich met Luisa.

Vanmorgen kwam mijn lieflijke Jezus en bracht me buiten mezelf een kerk binnen; toen verdween Hij en ik bleef alleen achter.
In tegenwoordigheid van het Allerheiligst Sacrament begon ik zoals gewoonlijk met aanbidding, maar terwijl ik dit deed, deed ik alle moeite om mijn lieve Jezus in ‘t oog te krijgen. Op dat ogenblik zag ik Hem op ‘t altaar als een kind dat mij wenkte met zijn lieflijk handje. Wat was ik tevreden!
Ik vloog naar Hem toe en zonder aan iets anders te denken, omhelsde en kuste ik Hem; maar meteen toen ik dat deed keek Hij heel ernstig en maakte duidelijk dat Hij mijn kussen niet waardeerde en Hij begon me af te weren.
Ik lette hier niet op en vervolgde: Mijn liefste kleine, mijn mooiste, gisteren wilde U uzelf in mij uitstorten, met kussen en omarmingen, en ik gaf U alle vrijheid. Vandaag wil ik me in U uitstorten – O alstublieft, geef me daartoe de vrijheid. Maar Hij bleef me afwijzen en toen hij zag dat ik niet ophield verdween Hij.
Wie kan begrijpen hoe vernederd en bezorgd ik achterbleef toen ik me weer in mezelf bevond.

Nadien echter kwam Hij terug en toen ik vergiffenis wilde vragen voor mijn onbeschaamdheid, vergaf Hij me door zich te willen uitstorten in mij en terwijl Hij me kuste zei Hij me: “Geliefde van mijn hart, mijn Godheid verblijft in jou en juist als jij nieuwe dingen uit blijft vinden op dat Ik vreugde in jou zou scheppen, zoek Ik nieuwe wegen om jou vreugde te bereiden; dat doen we dus wederzijds”.
Hieruit concludeerde ik dat Jezus een grapje had willen uithalen.


4 november 1899

Verschillende effecten van de aanwezigheid van Jezus of van de duivel.

Omdat Jezus vanmorgen niet kwam probeerde de duivel zijn gestalte aan te nemen en zich dan te laten zien, maar omdat ik niet de gewone effecten zag van zijn komst, begon ik te twijfelen en maakte een kruisteken – over mezelf en over hem. En toen hij zag dat hij dat kruisteken kreeg beefde hij. Onmiddellijk keerde ik me van hem af zonder nog maar naar hem te kijken. Even daarna kwam mijn lieve Jezus en uit angst dat het weer de kwade geest was, probeerde ik hem te negeren, terwijl ik de hulp inriep van Jezus en de koningin Moeder. Maar om mij te verzekeren dat het niet de duivel was, zei Hij: “Mijn dochter, om er zeker van te zijn dat ik het ben moet je letten op de innerlijke effecten, of zij gaan in de richting van deugd of ondeugd; omdat Ik van nature deugd ben, maak Ik mijn kinderen tot erfgenamen van niets anders dan deugd. Je kunt dit ook uitleggen vanuit de menselijke natuur die bestaat uit vlees; als er wonden ontstaan, gaat het vlees rotten, en men kan zeggen dat het niet langer vlees is; op dezelfde wijze kan mijn natuur zelfs niet het geringste spoor van ondeugd bevatten, dan zou Hij geen God meer zijn – wat nooit mogelijk is”


6 november 1899

Zuiverheid van intentie.

Vanmorgen toen mijn aanbiddelijke Jezus mij buiten mezelf bracht, toonde Hij me straten vol menselijk vlees. Wat een meedogenloze slachtpartij! Het is afgrijselijk om erover te denken. Toen toonde Hij me hoe er iets in de lucht gebeurde en velen stierven plotseling; ik heb dit ook gezien in de afgelopen maand maart. Ik begon op mijn gebruikelijke manier te smeken dat Hij zou bedaren. En dat Hij zijn beelden van wrede kwellingen en zo bloedige oorlogen zou beperken; en omdat Hij zijn doornenkroon droeg, nam ik die van zijn hoofd om die op mijn hoofd te zetten en wel om Hem wat te kalmeren, maar tot mijn grote spijt zag ik dat bijna al de doornen afgebroken in zijn allerheiligste hoofd bleven zitten en er zo weinig voor mij overbleef om te lijden. Jezus keek zo ernstig, bijna zonder aandacht aan mij te besteden. Hij legde me weer op bed, en terwijl mijn armen op het kruis lagen en ik de pijnen van de kruisiging onderging die Hij tevoren met mij had gedeeld, nam Hij mijn armen, bracht die bij elkaar en bond die samen met een gouden koordje. Zonder aandacht voor wat dit kon betekenen zei ik, om zijn ernstig voorkomen wat op te fleuren: “Mijn liefste liefde, ik bied U deze bewegingen van mijn lichaam aan waarvan Gij zelf de oorsprong zijt en ook al de andere die ik zelf teweeg kan brengen, alleen om U te behagen en U te verheerlijken. O ja, ik wil dat de beweging van mijn oogleden, mijn ogen, mijn lippen en alles van mij alleen maar dient om U alleen te behagen. Laat het toch zo zijn, o goede Jezus, dat al mijn botten en zenuwen samen mogen echoën en met heldere stemmen mijn liefde voor U mogen bewijzen”. En Hij zei: “Alles wat wordt gedaan alleen om Mij te behagen straalt zo, dat het mijn goddelijke blik aantrekt en Ik heb het zo lief dat Ik deze acten, al is het maar het knipperen van de wimpers, de waarde schenk alsof ze door Mij werden gedaan.
Die andere acten daarentegen, goed in zichzelf en zelfs groots, die niet voor mij alleen worden gedaan, zijn als goud maar slijkerig en vol roest en niet stralend en Ik kijk er niet eens naar”. En ik: “Ach Heer, hoe gemakkelijk worden onze acten bevuild door stof”. En Hij: Men moet geen zorgen maken over stof, want dat kan worden afgeschud, maar men moet bekommerd zijn om de intentie”.

Terwijl we dit zeiden was Jezus bezig mijn armen samen te binden. Ik zei Hem: “O alstublieft Heer, wat doet U?” En Hij: “Ik doe dit omdat je, als je gekruisigd wordt, mij zult af remmen; en omdat Ik de mensen wil kastijden bind Ik je armen samen”. Nadat Hij dit gezegd had verdween Hij.


10 november 1899

Gehoorzaamheid aan de biechtvader.

Na een paar dagen van meningsverschillen met Jezus – ik wilde losgemaakt worden en Hij niet; nu eens verscheen Hij in de slaap, dan weer wilde Hij me het zwijgen opleggen – zag ik vanmorgen tenslotte toen ik Hem zag, ook mijn biechtvader die me nadrukkelijk beval dat Jezus me zou losmaken, en dit meer dan eens, maar Jezus wilde niet luisteren.
Verplicht tot gehoorzaamheid zei ik Hem echter: “Mijn lieflijke Jezus, wanneer hebt U zich ooit verzet tegen de gehoorzaamheid? Ik wil niet losgemaakt worden; het is mijn biechtvader die wil dat U me de kruisiging laat ondergaan. Geef U daarom over aan deze deugd die zo door U wordt aangemoedigd, die uw hele leven verfraait en die de laatste schakel vormt die alles met elkaar verbindt tot één geheel – het kruisoffer”. En Jezus: “Je wilt me echt onder druk zetten door die schakel ter sprake te brengen die de Godheid en de Mensheid verbond en één geheel vormde n.l. gehoorzaamheid”.
En terwijl Hij dit zei nam Hij de gedaante aan van de gekruisigde en bijna gedwongen door het priesterlijk gezag liet Hij me delen in de pijnen van de kruisiging. Moge de Heer altijd gezegend zijn en moge alles zijn voor zijn glorie. Dus kwam het mij voor dat ik werd losgemaakt.


11 november 1899

Gehoorzaamheid belet haar zich neer te leggen bij de rechtvaardigheid.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf en het kwam me voor dat ik rondom de aarde bewoog. O, hoe werd die overspoeld met allerlei onrechtvaardigheden. Het is afschuwelijk om erover te denken! Welnu, terwijl ik rondging kwam ik op een plaats waar ik een heilig levende priester aantrof en op een andere plaats een onschuldige, heilig levende maagd. We kwamen met ons drieën bij elkaar en begonnen te spreken over de vele kastijdingen die de Heer ons zendt en de vele die Hij nog van plan is te zenden. Ik zei hun: “En u, wat doet u? Heeft u zich misschien neergelegd bij de goddelijke rechtvaardigheid? En zij: “Gezien de strikte noodzaak van deze tijden en omdat de mens zich niet overgeeft al zou er zelfs een apostel terug komen of een St. Vincentius Ferrer die met wonderen en wonderbare tekenen hen zou aanzetten tot bekering; integendeel, omdat wij zien hoe de mens gekomen is tot zulke hardnekkigheid en een soort krankzinnigheid, zodat zelfs de kracht van wonderen hem nog ongeloviger maakt – vanwege deze zo dringende noodzaak voor het heil van de mensen, en om deze rottende vloed die het aanschijn der aarde overspoelt en voor de glorie van onze God die zo beledigd wordt, hebben we ons neergelegd bij de rechtvaardigheid. Maar wij bidden en bieden ons aan als slachtoffer, zodat deze kastijdingen mogen leiden tot de bekering van de mensen. En u, wat doet u? Hebt u niet hetzelfde gedaan als wij?”

En ik: “O, nee! Dat kan ik niet omdat de gehoorzaamheid dat niet toestaat, zelfs hoewel Jezus wil dat ik me er bij neerleg. Maar omdat de gehoorzaamheid het niet wil, moet die boven alles gaan en ik word aangezet om het altijd oneens te zijn met mijn gezegende Jezus, wat mij heel erg tegenstaat”. En zij: “Als het om gehoorzaamheid gaat, moet men daar zeker niet aan meedoen”.

Hierna bevond ik me weer in mezelf en ik zag mijn liefste Jezus maar even en ik wilde weten waar die priester en die maagd vandaan kwamen en Hij zei dat zij uit Peru kwamen.


12 november 1899

Jezus staat Luisa toe om een kastijding te voorkomen.

Vanmorgen kwam mijn lieflijke Jezus en bracht mij buiten mezelf en ik zag hoe iets vanuit de hemelen de aarde moest raken. Ik was zo bang dat ik schreeuwde en ik zei Hem: “o, alstublieft, o, alstublieft Heer, wat doet U? Hoeveel puin ontstaat hierdoor als dit gebeurt! U zegt dat U van me houdt en dan wilt U toch dat ik zo bang ben. U hebt het toch gemerkt, nietwaar? Doe het niet, nee, nee! U kunt het niet doen want ik wil het niet”. En Jezus, vol medelijden met mij zei: “Mijn dochter, wees niet bang. En bovendien, wanneer heb je ooit gewild dat Ik iets deed? Als Ik mensen kastijd laat Ik jou daar niets van zien, anders leg je Mij aan banden.
Welnu, ik zal je hart sterken en er als het ware een stam uit op laten rijzen om zo te kunnen dragen wat je allemaal ziet; en dan zal Ik zoveel genaden in je uitstorten om aldus in staat te zijn Mij en mijn kinderen te voeden”.

Op dat ogenblik kwam er iets als een stam uit mijn hart te voorschijn met bovenaan twee takken die in de lucht staken in de vorm van een vork en tussen die takken iets wat op het punt stond te bewegen maar toch werd vast gehouden op één punt; en verder weg leek het de aarde te raken.
Nadien bevond ik me weer in mezelf en ik smeekte Hem te kalmeren; en het kwam me voor dat Hij zich helemaal overgaf, zodat hij met mij de pijnen van het kruis deelde. Toen verdween Hij.


13 november 1899

Jezus lijdt als Hij schepselen ziet lijden. Luisa biedt zich aan om Hem te troosten.

Vanmorgen leek mijn aanbiddelijke Jezus zo rusteloos; Hij deed niets als komen en weer weggaan. Nu eens bleef Hij wat bij mij, dan weer ging Hij, gedreven door zijn zo vurige liefde voor zijn schepselen, kijken wat zij deden en met zijn hele wezen leed Hij met hen mee, alsof Hij zelf en niet zij door dat lijden getroffen werd. Verschillende keren zag ik hoe mijn biechtvader Jezus vanuit zijn priesterlijk gezag aanzette dat ik zijn lijden zou doorstaan om Hem wat te kunnen kalmeren; en terwijl het leek dat Hij niet gekalmeerd wilde worden, toonde Hij zich dankbaar en dankte van harte degene die zich inspande om zijn verontwaardiging te temperen en dus liet Hij me af en toe delen in zijn lijden. O, hoe aandoenlijk en ontroerend was ‘t Hem in die toestand te zien. Mijn hart brak van medelijden. Een paar keer zei Hij: “Leg je toch neer bij mijn rechtvaardigheid, want Ik houd het niet vol. Ach, de mens is zo ondankbaar en hij dwingt me bijna van alle kanten om hem te tuchtigen. Hij grist de kastijdingen zelf uit mijn handen. Als je eens wist hoeveel Ik lijd als Ik mijn rechtvaardigheid laat gelden… maar het is de mens zelf die geweld uitoefent op Mij. Ach, als Ik alleen zijn vrijheid had gekocht tegen de pijn van mijn bloed zou hij nog altijd dankbaar moeten zijn; maar desondanks blijft hij nieuwe wegen vinden om de prijs die Ik betaald heb waardeloos te maken”.

Terwijl Hij dit zei schreide Hij bitter en om Hem te troosten zei ik: “Mijn lieve hoogste goed, kwel U zelf toch niet zo; ik zie dat U het meeste lijdt omdat U zich gedwongen voelt om de mensen te kastijden. Ach, nee dit zal niet gebeuren! Als U alles voor mij zijt, wil ik alles voor U zijn; geef mij die kastijdingen maar – hier is het slachtoffer, altijd bereid en tot uw beschikking; U kunt mij laten lijden zoals U maar wilt en zo zal uw rechtvaardigheid wat gekalmeerd worden en de pijn die U voelt als U schepselen ziet lijden zal wat gemilderd worden. Mijn bedoeling is altijd geweest om mij niet neer te leggen bij de rechtvaardigheid, omdat U, als de mens lijdt, meer lijdt dan hij”.
Terwijl ik dit zei, kwam onze koningin Moeder en ik herinnerde me dat hij, toen ik mijn biechtvader had gevraagd om uit gehoorzaamheid me neer te leggen bij de rechtvaardigheid, me had gezegd aan de allerheiligste Maagd te vragen of zij wilde dat ik me er bij neerlegde. Dus vroeg ik het Haar en Zij zei: “Nee, nee, maar bid, mijn dochter, en probeer Hem deze dagen zoveel mogelijk bij je te houden en hem te kalmeren omdat er veel kastijdingen voorbereid zijn”.


17 november 1899


Het priesterlijk gezag moet samenwerken met de slachtofferziel.

Mijn lieflijke Jezus bleef gekweld verschijnen. Vanmorgen kwam onze koningin Moeder met Hem mee en het kwam mij voor dat Zij Hem naar me toe bracht, zodat ik Hem zou kalmeren en Hem samen met Haar zou smeken dat Hij mij zou laten lijden om de mensen te sparen. Ze vertelde me dat als ik deze afgelopen dagen niet tussen beide was gekomen, en als mijn biechtvader geen gebruik had gemaakt van zijn priesterlijk gezag met de bedoeling mij te laten lijden, er vele rampen hadden plaats gevonden. Ondertussen zag ik mijn biechtvader en onmiddellijk bad ik voor hem tot Jezus en de koningin Moeder en Jezus zei, een en al welwillendheid: “In de mate waarin hij zorg draagt voor mijn belangen door mij te smeken en ook door zich te verplichten zijn voornemen weer op te nemen om jou te laten lijden om het volk te ontzien, in die mate zorg ik voor hem en zal ik hem ontzien. Ik ben bereid om dit met hem overeen te komen”.

Hierna keek ik naar mijn lieve en hoogste goed en ik zag dat Hij twee bliksemflitsen in zijn handen had; (in de ene hand had Hij – het leek wel een soort uitrusting – een hevige aardbeving en een oorlog, in de andere vele vormen van een plotselinge dood en besmettelijke ziekten) Ik begon Hem te smeken mij te treffen met deze bliksemflitsen en ik wilde die bijna uit zijn handen nemen, maar om me dit te beletten begon Hij zich van mij te verwijderen. Ik probeerde Hem te volgen en bevond me buiten mezelf, maar Jezus ging weg van mij en ik bleef alleen achter.

Toen ik zag dat ik alleen was, ging ik wat rond en bevond me op een plaats waar ze in dit seizoen aan ‘t oogsten waren. Het leek of zich daar oorlogsgeweld afspeelde en ik wilde die arme mensen gaan helpen, maar de demonen beletten me daar naar toe te gaan en zij vielen me zo aan dat ik niet kon helpen of hen belemmeren in hun listen; zij gebruikten zoveel geweld dat ik me terug moest trekken.


19 november 1899

Het kwaad van de hoogmoed.

Mijn aanbiddelijke Jezus blijft komen en omdat ik, voor Hij kwam, bezig was met bepaalde dingen die Jezus me in de afgelopen jaren had verteld en die ik me niet zo goed herinner, zei Hij me, bijna om mijn geheugen op te frissen: “Mijn dochter, hoogmoed tast de genade aan. In de harten van de hoogmoedigen is er alleen maar een leegte vol rook die blindheid te weeg brengt. Door hoogmoed maakt men een afgod van zichzelf en dus heeft de hoogmoedige ziel haar God niet bij zich. Door de zonde heeft ze geprobeerd Hem te vernietigen in haar hart en na een altaar aangebracht te hebben in haar hart, neemt zij zelf daarop plaats en zij aanbidt zichzelf”.
O God, wat een afschuwelijk monster is deze ondeugd. Het komt me voor dat als de ziel er op let dat die niet bij haar binnenkomt, zij vrij is van alle andere ondeugden; maar als zij er zich, tot haar ongelijk, door laat beheersen, zal zij, omdat het een monsterlijke en slechte moeder is, ondeugende kinderen ter wereld brengen, en dat zijn de andere zonden. Ach Heer, spaar me daarvoor.


21 november 1899

Jezus verlangt de vreugde zich te weerspiegelen in Luisa, die wordt geholpen door de allerheiligste Maagd.

Vanmorgen zei mijn zeer geliefde Jezus, direct toen Hij kwam: “Mijn dochter, al je vreugde moet liggen in jezelf te weerspiegelen in Mij. Als je dit altijd doet zul je al mijn kwaliteiten, mijn gelaat en mijn gelaatstrekken in jezelf in beeld brengen; en Ik zal mezelf weerspiegelen in jou als een antwoord en daarin al mijn smaak en hoogste tevredenheid vinden”.
Hierna verdween Hij en ik mijmerde over de woorden die Hij zojuist tot mij gesproken had. Plotseling kwam Hij terug en legde zijn heilige hand op mijn hoofd, draaide mijn gezicht naar zich toe en vervolgde: “Vandaag wil Ik ‘n beetje vreugde vinden in de weerspiegeling van Mijzelf in jou”.

Er liep een rilling over mijn rug – zo‘n schrik alsof ik ging sterven, omdat ik zag dat Hij naar me keek en zijn vreugde wilde vinden in mijn gedachten, blik, woorden en in al het overige, door zich in mij te weerspiegelen. Ik bleef inwendig maar herhalen: “O God, ben ik in staat uw vreugde te zijn of zal ik U doen verbitteren? Intussen kwam onze lieve koningin Moeder mij te hulp en met een zuiver wit kleed over haar arm zei ze, een en al liefde: “Dochter, wees niet bang; Ik zelf zal het goed maken voor jou door je te bekleden met mijn onschuld, zodat mijn Zoon, als Hij zich weerspiegelt in jou, de grootste vreugde zal genieten die in een menselijk schepsel te vinden is”.

Dus bekleedde Zij me met dat gewaad en Zij bood mij aan aan mijn hoogste goed Jezus met de woorden: “Aanvaard haar uit eerbied voor Mij, o lieve Zoon, en verheug U in haar”. Zo verdween alle angst en Jezus verheugde zich in mij en ik in Hem.


24 november 1899

Luisa wil de bitterheid van Jezus op zich nemen.

Vanmorgen kwam mijn lieve Jezus van en bracht me buiten mezelf. Omdat ik Hem vol bitterheid zag, bleef ik hem smeken om die in mij uit te storten; maar hoeveel ik ook smeekte, ik kon Hem niet bewegen dat te doen, hoewel er, toen ik dicht bij zijn mond kwam om zijn bitterheid over te nemen, mij een bittere adem tegemoet kwam.
Terwijl ik dit deed zag ik een stervende priester, maar ik herkende hem niet: ik had nog een zieke priester voor wie ik wilde bidden, maar ik wist niet of die het was die ik zag en ik raakte in de war. Dus zei ik tegen Jezus: “Heer, wat doet U? Ziet U niet hoeveel gebrek aan priesters er is in Corato, dat U er nog meer weg wil nemen van ons? En Jezus besteedde geen aandacht aan mij en zei met een dreigend gebaar: “Ik zal er meer verdelgen”.


26 november 1899

Vreugde bij de H. Drie-eenheid vanwege het lijden van Luisa.

Daar ik heel veel leed, kwam mijn liefste Jezus en hield zijn arm onder mijn hoofd om me te ondersteunen; zo dicht bij Hem begon ik al zijn heilige lichaamsdelen te aanbidden, zoals gewoonlijk te beginnen met zijn allerheiligst hoofd. Terwijl ik dit deed zei Hij: “Mijn geliefde, Ik heb dorst, laat Me mijn dorst lessen aan jouw liefde, want Ik kan mezelf niet meer bedwingen”. En Hij nam de gestalte van een baby aan, stortte zich in mijn armen en begon te drinken. Hij leek er intens van te genieten; Hij was helemaal opgefrist en zijn dorst werd gelest. Hierna doorboorde Hij, bijna schertsend, met een lans die Hij in zijn hand hield, mijn hart door en door. Ik voelde een zeer felle pijn, maar – o hoe gelukkig was ik te mogen lijden vooral omdat het de handen waren van mijn enige en hoogste goed die mij dat aandeden; en ik drong aan me meer te kwellen, zo groot was de vreugde en de zoetheid die ik voelde. En om mij meer tevreden te stellen trok mijn gezegende Jezus mijn hart uit mijn lichaam, nam het in zijn handen en met die zelfde lans sneed Hij het door midden en trof een stralend, zuiver wit kruis aan. Hij nam het vol vreugde in zijn handen en zei: “Dit kruis ontstond door de liefde en de zuiverheid waarmee je lijdt; Ik ben zo blij met de manier waarop je lijdt, dat Ik niet alleen ben, want Ik roep de Vader en de H. Geest om mijn vreugde te delen.

Een moment keek ik om me heen en ik zag de Drie Personen die rondom mij, vol vreugde naar dit kruis keken. Ik klaagde echter: “Grote God, ik lijd niet genoeg, ik ben niet tevreden met enkel het kruis, maar ik wil ook de doornen en de spijkers en als ik dit niet waardig ben, kunt U me zeker waardig maken. En Jezus zond me een straal verstandelijk licht en Hij liet me verstaan dat Hij wilde dat ik mijn zonden beleed. Ik voelde me bijna neergeworpen voor de Drie goddelijke Personen, maar de Mensheid van Ons Heer boezemde me vertrouwen in; dus keerde ik me tot Hem en bad het confiteor en toen begon ik mijn zonden te belijden. Terwijl ik nu helemaal opging in mijn ellende sprak een stem uit hun midden: “Wij vergeven je, zondig niet meer”. Ik verwachtte de absolutie van Ons Heer, maar plotseling verdween Hij. Even later kwam Hij terug als de gekruisigde en liet me delen in de pijnen van het kruis.


27 november 1899

Genade maakt de ziel gelukkig.

Vanmorgen kwam mijn lieve Jezus niet. Na veel moeilijkheden, zag ik Hem heel even, en klagend over zijn lange wegblijven zei ik; “Gezegende Heer, waarom bent U zo laat? Bent U misschien vergeten dat ik niet zonder U kan of ben ik misschien uit de gratie gevallen dat U niet komt?” En Hij onderbrak mijn klagen: “Mijn dochter, weet je wat mijn genade doet? Mijn genade maakt de zielen van de heiligen gelukkig en ze maakt de pelgrimzielen gelukkig, alleen met dit verschil: de heiligen genieten de zaligheid in vreugde, terwijl de pelgrimzielen werken en de vreugde verspreiden. Dus iemand die de genade bezit heeft het paradijs binnenin zich, omdat genade niets anders is dan Mij bezitten en omdat alleen Ik het verrukkelijke centrum ben dat het hele paradijs in verrukking brengt en de hele zaligheid vormt van de heiligen; de ziel die de genade bezit leeft in haar paradijs waar ze ook is.


28 november 1899

Luisa aanvaardt lijden in het vagevuur om enige zielen daaruit te bevrijden.

Mijn geliefde Jezus kwam bij me, een en al minzaamheid; Hij leek een intieme vriend met vele liefdeblijken voor zijn vriend om hem zijn liefde te bewijzen. De eerste woorden die Hij sprak waren: “Mijn geliefde, als je eens wist hoe zeer Ik je bemin…. Ik voel me zo gedreven om je lief te hebben: mijn telkens uitstellen om te komen doet Me geweld aan en zijn extra reden om te komen en je te vervullen met nieuwe genaden en hemelse charisma’s. Als je maar eens kon begrijpen hoeveel Ik van je hou, zou je jouw liefde maar net kunnen onderscheiden vergeleken met de mijne”. En ik: “Mijn lieve Jezus, wat U zegt is waar, maar ik voel ook dat ik heel veel van U houd en als U zegt dat mijn liefde, vergeleken bij de uwe in het niet valt, is dat omdat uw vermogen grenzeloos is, terwijl het mijne begrensd is en daarom kan ik alleen iets doen in de mate U mij het vermogen schenkt. Dit is zo waar dat, wanneer ik meer wil lijden om U meer mijn liefde te bewijzen, ik niet in staat ben te lijden als U mij de pijnen niet schenkt en ik ben gedwongen ook hierin te berusten, en dat nutteloos wezentje te zijn dat ik vanuit mezelf altijd ben geweest. U daarentegen, hebt het lijden in uw macht en U kunt uw liefde tonen op de manier die U wenst. Mij geliefde, geef mij de kracht en ik zal U tonen waartoe ik in staat ben uit liefde voor U, want in de mate U aan mij geeft, in die mate zal ik U geven.

Hij luisterde met grote vreugde naar mijn mateloze spreken en bijna om me te testen bracht Hij me buiten mezelf, dicht bij een diepe krater, vol vloeibaar vuur en duisternis – alleen het zien ervan riep afschuw en angst op. Jezus zei me: “Hier is het vagevuur, en er komen talloos veel zielen in dit vuur terecht. In deze plaats zul je lijden om de zielen die Ik uitkies te bevrijden; je zult dit doen uit liefde voor Mij”.
Ofschoon ik een beetje beefde, zei ik direct: “Alles uit liefde voor U, ik ben bereid, maar U moet meegaan, anders, als U me verlaat, kan ik U niet meer vinden en dan maakt U me zeker aan het schreien”. En Hij: “Als Ik mee ga, wat is dan je vagevuur? In mijn tegenwoordigheid veranderen die pijnen in vreugde en weldaad voor jou”. En ik: “Ik wil niet alleen gaan, maar als we dat vuur ingaan, blijft U dan vlak achter mij, zodat ik U niet zie en dan zal ik dit lijden aanvaarden”.
Dus ging ik die ruimte binnen vol dichte duisternis en Hij kwam achter me aan. Uit angst dat Hij me zou verlaten, zocht ik naar zijn handen en hield die op mijn schouders stevig vast. Toen ik daar beneden aankwam… wie kan beschrijven hoe die zielen lijden? Het is onuitsprekelijk voor mensen die nog in het lichaam zijn. Maar toen ik dat vuur binnenging werd het gedoofd en de duisternis verdween en veel zielen kwamen eruit en anderen werden opgebeurd.
Na ongeveer een kwartier gingen we eruit en Jezus was zeer droevig. Direct zei ik: “Zeg me toch, mijn hoogste goed, waarom treurt U?” Mijn lieve leven, ben ik misschien de oorzaak geweest, omdat ik niet zonder U dat oord van pijnen wilde binnengaan. O zeg me toch, heb U erg geleden bij het zien van die lijdende zielen?” Hoe voelt U zich? En Jezus: “Mijn geliefde, Ik voel me zo vol bitterheid dat Ik het niet langer kan verdragen en ik sta op het punt het over de aarde uit te storten”. En ik: “Nee, nee, mijn zoete liefde, U stort die over mij uit, hè? En Hij kwam dicht bij mijn mond en stortte een bitter vocht uit in zo’n overvloed dat ik het niet kon bevatten en ik smeekte Hem om kracht om het te verdragen, omdat ik anders zelf zou doen wat Ons Heer niet mocht doen, nl. het uitstorten over de aarde wat ik zeer spijtig zou vinden. Hij leek me echter kracht te geven, hoewel het lijden zo groot was dat ik bijna flauw viel; maar Jezus nam me in zijn armen, ondersteunde me en zei: “Bij jou wordt men gedwongen tot overgave; je blijft zo aandringen dat Ik het bijna noodzakelijk vind je tevreden te stellen”.


30 november 1899

Zieke en gezonde ledematen van het mystieke lichaam van Christus.

Mijn aanbiddelijke Jezus blijft komen en deze keer zag ik Hem aan de schandpaal. Hij maakte zichzelf los en wierp zich in mijn armen om door mij getroost te worden; ik trok Hem naar me toe en begon zijn haar vol gestold bloed wat goed te doen en zijn ogen en gezicht af te drogen en ook kuste ik Hem en gaf Hem eerherstel. Toen ik bij zijn handen kwam en de boeien af deed, zag ik tot mijn grote verbazing dat het hoofd van Ons Heer was, maar de ledematen van veel andere mensen, vooral godgewijden. O, hoeveel bedorven ledematen die meer duisternis afgeven dan licht! Aan de linker kant bevonden zich de ledematen die Jezus groter lijden bezorgden; zieke ledematen met diepe wonden vol wormen en andere die enkel nog maar met een zenuw aan het lichaam vastzaten O, hoe leed dat goddelijk hoofd en hoe wiegde het boven die ledematen! Aan de rechter kant bevonden zich de betere, de gezonde ledematen, oplichtend, vol bloemen en hemelse dauw, welriekend, en deze ledematen verspreidden een vage geur.

Dit goddelijke hoofd boven deze ledematen leed zeer veel. Het is waar dat er enige lichtende ledematen waren die bijna leken op het licht van het hoofd en die het opmonterden en verheerlijkten, maar het aantal bedorven ledematen was groter. Jezus opende zijn zeer lieve mond en zei: “Mijn dochter, hoe veel pijn bezorgen deze ledematen Mij. Zie je, dit lichaam is het mystieke lichaam van de Kerk en Ik beroem Me erop dat Ik haar hoofd ben; maar hoeveel wrede kwelling veroorzaken deze ledematen in dit lichaam. Het lijkt wel of zij elkaar aansporen om te zien wie Mij de grootste kwelling kan bezorgen”.
Toen zei Hij nog andere dingen over dit lichaam die ik me niet zo goed kan herinneren; daarom houd ik hier op.


2 december 1899

Welsprekende lofzang op het kruis.

Daar ik erg bedroefd was over bepaalde dingen die hier niet vernoemd moeten worden, kwam mijn lieflijke Jezus omdat Hij mijn droefenis wilde verzachten in een heel nieuwe gedaante. Hij leek gekleed in ‘n lichtblauw gewaad, versierd met kleine gouden belletjes die als ze elkaar raakten een origineel geluid teweeg brachten. Toen Jezus verscheen met die heerlijke klanken was ik verrukt en mijn droefheid smolt weg als sneeuw voor de zon.
Ik voelde de vermogens van de ziel zo verrukt en overweldigd, dat ik was blijven zwijgen, als de gezegende Jezus de stilte niet verbroken had, met de woorden: “Mijn geliefde dochter, al deze belletjes zijn vele stemmen die tot jou spreken van mijn liefde en je vragen Mij lief te hebben. Welnu, toon Mij hoeveel belletjes jij hebt, die spreken van jouw liefde voor Mij en Mij vragen jou te beminnen”.

En met een hoog rode kleur zei ik: “Maar Heer, wat zegt U? Ik heb niets; ik heb alleen maar tekortkomingen. En Jezus vol medelijden met mijn ellende, ging voort: “Je hebt niets, dat is waar. Welnu, Ik wil je tooien met mijn eigen belletjes, zodat je veel stemmen hebt om Mij te roepen en Mij jouw liefde te betuigen”.
Dus kwam het mij voor dat Hij mij een ceintuur om deed versierd met deze belletjes.

Hierna zweeg ik en Hij ging verder: “Vandaag wil ik heel graag tijd doorbrengen met jou. Vertel me eens wat”. En ik: “U weet dat heel mijn geluk ligt in het samen zijn met U, en als ik U heb, heb ik alles. Dus als ik U bezit heb ik niets meer te wensen of te zeggen”. En Jezus: “Laat Me je stem horen, dat streelt mijn oor. Laten we een beetje praten samen; Ik heb vele keren tegen je gesproken over het kruis; laat Mij vandaag jou horen spreken over het kruis”.

Ik was helemaal in de war; ik wist niet wat te zeggen. Maar terwijl Hij me een straal verstandelijk licht zond, begon ik om Hem tevreden te stellen: “Mijn geliefde, wie kan U zeggen wat het kruis is? Alleen uw mond kan waardig spreken over de verhevenheid van het kruis; maar omdat U wilt dat ik spreek zal ik ‘t doen.

Uw lijden op het kruis verloste me van de slavernij van de duivel en verbond mij in de echt met de Godheid door een onlosmakelijke band. Het kruis is vruchtbaar en liet de genade in mij geboren worden. Het kruis is licht, het bevrijdt me van de illusie van wat tijdelijk is en openbaart me wat eeuwig is. Het kruis is vuur en verbrandt tot as alles wat niet van God is en ontledigt mijn hart van alle gehechtheid tot aan het kleinste grassprietje. Het kruis is een munt van onschatbare waarde en als ik het geluk heb om die te bezitten, o heilige bruidegom, zal ik verrijkt zijn met eeuwige munten en zo de rijkste worden in het paradijs, omdat de munteenheid van de Hemel het kruis is wat op aarde gedragen is. Het kruis leert me ook mezelf kennen, maar vooral geeft het me kennis van God.
Het kruis prent alle deugden bij mij in. Het kruis is de edele preekstoel van de ongeschapen wijsheid die me de hoogste, meest verfijnde en verhevenste leerstellingen onderwijst. Aldus zal alleen het kruis me de meest verborgen mysteries openbaren, de geheimvolste dingen, de perfecte volmaaktheid die verborgen blijft voor de meest onderlegden en geleerden van de wereld. Het kruis is als weldoend water dat me reinigt en dat niet alleen, het schenkt me het voedsel voor de deugden, het doet me groeien en alleen dan verlaat het mij als het me terugbrengt tot het eeuwig leven. Het kruis is als hemelse dauw die de prachtige lelie van de zuiverheid behoedt en verfraait. Het kruis is het voedsel van de hoop. Het kruis is het baken van het werkzame geloof. Het kruis is als hard hout wat het vuur van de liefde behoedt en altijd brandend houdt. Het kruis is als droog hout dat al de rook van hoogmoed en bluf verdrijft en op de vlucht jaagt en doet het deemoedig viooltje van de nederigheid in de ziel ontstaan.
Het kruis is het machtigste wapen tegen de demonen en verdedigt me tegen hun klauwen. Daarom wekt de ziel die het kruis bezit de jaloezie en bewondering van de engelen en heiligen en de woede en verontwaardiging van de duivelen. Het kruis is mijn paradijs op aarde in die zin dat als het paradijs van de heiligen daarboven bestaat uit vreugde, het paradijs hier beneden bestaat uit lijden. Het kruis is de keten van het zuiverste goud dat me aan U, mijn hoogste goed, vastketent en geeft de meest intieme vereniging die maar mogelijk is, zo innig dat het mijn wezen (als het ware) doet verdwijnen.
En het transformeert me in U, mijn geliefde, zodat ik me in U (als het ware) verloren voel en zodat ik leef van uw leven”.
(Ik weet niet of dit nonsens is) maar nadat ik dit zei werd mijn lieflijke Jezus, al luisterend naar mij, zo vreugdevol en gedreven door het enthousiasme van de liefde kuste Hij me overal en zei: “Bravo, bravo, mijn geliefde – goed gesproken! Mijn liefde is vuur maar geen aards vuur dat, waar het ook binnendringt, dingen steriel maakt en alles terugbrengt tot as. Mijn vuur is vruchtbaar en maakt alleen steriel wat niet deugd is. Aan al het andere geeft het leven, het doet mooie bloemen tot bloei komen, het doet de heerlijkste vruchten rijpen en doet de heerlijkste hemelse tuin ontstaan. Het kruis is zo machtig en Ik heb het zoveel genade verleend dat het meer teweeg brengt dan de Sacramenten, omdat bij het ontvangen van het Sacrament van mijn Lichaam de goede gezindheid en de vereniging van de ziel in vrijheid nodig zijn om mijn genaden te ontvangen en dikwijls mankeert het daar aan; terwijl het kruis het vermogen heeft om de ziel geschikt te maken voor de genade”.


21 december 1899

Luisa spreekt over maagdelijkheid en zuiverheid.

Vanmorgen verbrak mijn lieflijke Jezus de stilte en zei: “Ik ben de vruchtbodem van zuivere zielen”. En in zijn woorden ontving ik een verstandelijk licht waardoor ik veel verstond over zuiverheid, maar ik kan weinig of niets verwoorden van wat ik ervaar in mijn verstand, Toch wil de zeer eerwaarde vrouwe gehoorzaamheid dat ik iets opschrijf, al is het nonsens, en om haar tevreden te stellen zal ik mijn nonsens verwoorden over de zuiverheid.

Het dunkt mij dat zuiverheid het edelste juweel is dat de ziel kan bezitten. De ziel die de zuiverheid bezit wordt bekleed met zuiver licht, zodat de gezegende God, als Hij naar haar kijkt, zijn eigen beeld ziet.
Hij voelt zich zo tot haar aangetrokken dat het zover komt dat Hij in vervoering raakt en Hij wordt zo gegrepen door de liefde dat Hij haar zijn allerheiligst hart schenkt als woning, omdat alleen wat puur en zeer zuiver is binnengaat in God; niets wat bevlekt is kan die allerzuiverste boezem binnengaan.
De ziel die de zuiverheid bezit houdt haar oorspronkelijke pracht die God haar gaf toen Hij haar schiep; niets is misvormd of ontaard in haar; integendeel zij bewaart haar adel als een koningin die verlangt naar haar huwelijk met de hemelse koning, totdat deze edele bloem wordt overgeplant in de hemelse tuinen. O, wat een speciale geur geeft deze maagdelijke bloem! Zij stijgt altijd uit boven alle andere bloemen en zelfs boven de engelen. Zij onderscheidt zich door veelzijdige schoonheid. Dus allen hebben achting en liefde voor haar en geven alle ruimte om bij haar goddelijke bruidegom te geraken zodat deze edele bloemen de eerste plaats toekomt bij Ons Heer. En Ons Heer wandelt met grote vreugde te midden van deze leliën die hun geur verspreiden over Hemel en aarde; en zijn vreugde te midden van deze lelies is zelfs groter omdat Hij als eerste edele lelie het toonbeeld is voor alle anderen.

O, hoe mooi is het een maagdelijke ziel te zien. Haar hart ademt alleen zuiverheid en oprechtheid; er is zelfs geen zweem van enige andere liefde die niet God is en zelfs haar lichaam draagt een geur van zuiverheid. Alles is zuiver van haar: haar stappen, haar werk, haar spreken, haar kijken en ook haar bewegen. Alleen al op ‘t eerste gezicht ervaart men de welriekendheid en herkent men de ziel die waarlijk zuiver is. Wat een charisma, wat een genaden, wat een wederzijdse liefde en liefdeschatten tussen deze ziel en haar bruidegom Jezus. Alleen iemand met ervaring kan er iets over zeggen. Men kan er zelfs niet alles over vertellen en ik voel me ook niet verplicht hierover te spreken; daarom zwijg ik en ge verder.


22 december 1899

Hoe God onze liefde voor Hem probeert te winnen op drie manieren en hoe Hij zich op deze manieren aan de ziel openbaart.

Vanmorgen is mijn aanbiddelijke Jezus niet gekomen. Na eindeloos wachten liet Hij zich verschillende keren maar heel even zien als een bliksemflits. Maar ik leek eerder een licht te zien dan Jezus en de eerste keer dat dit licht kwam zei een stem in dat licht: “Ik zet je aan om Mij te beminnen op drie manieren: door weldaden, door welwillendheid en door geloofsovertuiging”.

Wie kan zeggen hoeveel ik begreep door deze drie woorden? Het leek mij dat de gezegende Jezus om mijn liefde en ook die van de andere schepselen naar zich toe te trekken, weldaden laat mee regeren voor ons heil en als Hij ziet dat deze stortvloed van weldaden onze liefde niet wint, komt Hij ertoe zich welwillend te tonen. En wat is die welwillendheid?
Dat zijn zijn pijnen uit liefde voor ons tot de dood toe, tot bloed vergieten op het kruis waar Hij zo welwillend was dat Hij zelfs de liefde won van zijn beulen en zijn wreedste vijanden. Sterker nog, om ons meer aan te trekken en onze liefde sterker en standvastiger te maken, liet Hij ons het licht na van toonbeelden van heiligheid, verenigd met zijn hemelse leer, die, als het licht, voor ons de duisternis verdrijven van dit leven en ons leiden naar de eeuwige redding.

De tweede keer dat dit licht kwam hoorde ik: “Ik openbaar Mijzelf aan de ziel op drie verschillende wijzen: door alvermogen, door ‘n tijding en door liefde”: Het alvermogen is de Vader, de boodschap is het Woord, de liefde is de H. Geest”.
O, hoeveel meer begreep ik! Maar hoe weinig kan ik duidelijk maken. Het dunkt mij dat God zich aan de ziel openbaart door zijn alvermogen in de hele schepping; in het eerste tot het laatste schepsel wordt het alvermogen van God geopenbaard. De hemel, de sterren en al de andere schepselen spreken – zij het dan stilzwijgend – van een Opperwezen, een ongeschapen Wezen, van zijn Almacht. In feite kan de grootste geleerde met al zijn wetenschap er niet in slagen de meest armzalige mug te scheppen, en dit betekent dat er een zeer machtig ongeschapen Wezen moet bestaan dat alles geschapen heeft en leven geeft en alle schepselen in stand houdt.
O, hoe spreekt het hele universum ons in klare bewoordingen en onuitwisbare merktekens van God en van zijn Almacht. Wie Hem niet ziet is daarom moedwillig blind! Wat betreft een tijding: het dunkt mij dat de gezegende Jezus door zijn neerdaling vanuit de Hemel persoonlijk naar de aarde kwam om ons een tijding te brengen over wat onzichtbaar is voor ons; en op hoeveel manieren openbaarde Hij zichzelf? Ik denk dat iedereen het overige zelf kan begrijpen, daarom spreek ik niet verder.


25 december 1899

Jezus verlangt van de ziel een voortdurende offergezindheid.

Na verscheidene dagen waarop ik mijn hoogste en enige God bijna volledig moest ontberen, dagen vol hardheid van hart, zelfs zonder dat ik kon schreien om mijn grote verlies, zij het dan dat ik zelfs dat verlies kon aanbieden met de woorden: “Heer, neem het aan als een offer; U alleen kunt dit zo harde hart van mij verzachten” – kwam na lang lijden eindelijk mijn lieve koningin Moeder met de hemelse Baby op haar arm, gewikkeld in een doekje, rillend over al zijn leden. Zij gaf mij Hem in mijn armen en zei: “Mijn dochter, verwarm Hem met je genegenheid, mijn Zoon werd immers geboren in buitengewone armoede, totaal verlaten door de mensen en in de grootste ontbering”.

O. hoe schattig was Hij, die hemelse schoonheid van Hem! Ik nam Hem in mijn armen en klemde Hem tegen me aan om Hem te verwarmen, omdat Hij bijna verkleumd was van de kou, daar Hij niets anders aan had als een windseltje. Nadat ik Hem zoveel mogelijk had opgewarmd kwamen de paarse lippen van mijn tedere baby in beweging en Hij zei: “Beloof je Me altijd een slachtoffer van liefde voor Mij te zijn, net zoals Ik dat voor jou ben?” En ik: “Ja mijn kleine schat, dat beloof ik!” En Hij: “Ik ben niet tevreden met enkel een woord – Ik verlang een eed, en ondertekend met je bloed”. En ik: “Als de gehoorzaamheid dat vraagt, zal ik dat doen”.

Hij leek zeer tevreden en vervolgde: “Vanaf mijn geboorte bood Ik mijn hart voortdurend aan als offer, om de Vader te verheerlijken en voor de bekering van de zondaars en voor de mensen rondom Mij die Mij zeer trouw nabij waren in mijn pijnen. Op dezelfde wijze verlang ik dat jouw hart voortdurend deze instelling heeft, vol offerzin voor deze drie doeleinden”.

Terwijl Hij dit zei wilde de koningin Moeder de Baby voeden met haar zeer zoete melk. Ik gaf Hem aan Haar terug en Zij ontblootte haar borst en gaf die in de mond van haar goddelijke Baby; en ik, slim als ik was, hield voor de aardigheid ook mijn mond er bij om te zuigen.
Ik zoog een paar druppels op en terwijl ik dit deed, gingen Ze van mij weg, mij tegelijkertijd tevreden en ontevreden achterlatend.
Moge alles bijdragen aan de glorie van God en aan de verlegenheid van deze ellendige zondaar.


27 december 1899

Liefde moet als een mantel elke handeling omhullen.

Hij bleef zich openbaren, nu eens als eenschaduw, dan als een lichtflits. Terwijl ik vanwege zijn afwezigheid baadde in een zee van bitterheid, liet Hij zich plotseling zien en zei: “Liefde moet als een mantel al je handelingen omhullen, zodat alles volmaakte liefde uitstraalt. Waarom ben je zo misnoegd als je niet lijdt? Je liefde is niet volmaakt, want lijden uit liefde voor Mij en buiten jouw wil niet lijden uit liefde voor Mij, is precies hetzelfde”. En Hij verdween, mij meer verbitterd achterlatend dan voordien, want Hij wilde een thema aanroeren dat te gevoelig voor me lag en dat Hijzelf in me had laten leven.

Na mijn bittere tranen om mijn ellendig toestand en om de afwezigheid van mijn aanbiddelijke Jezus, kwam Hij terug en zei: “Tegenover rechtvaardige zielen handel Ik vanuit rechtvaardigheid of liever gezegd, Ik beloon hen dubbel voor hun rechtvaardigheid door hen te begunstigen met grotere genaden en door met hen te spreken over rechtvaardige woorden en heiligheid”.
Ik voelde me echter zo verward en slecht dat ik geen woord durfde te zeggen: ik bleef maar wenen over mijn ellende. En Jezus wilde me wat vertrouwen geven en hield zijn hand onder mijn hoofd om het op te tillen omdat het dat uit zichzelf niet kon en Hij voegde er aan toe: “Vrees niet, ik ben een schild in tegenspoed”. En Hij verdween.

30 december 1899

Uitwerking van vernedering en versterving.

Vanmorgen zag ik mijn aanbiddelijke Jezus maar even en omdat de gehoorzaamheid me vroeg voor een bepaalde persoon te bidden, beval ik haar aan bij Jezus toen Hij kwam en Hij zei: “Vernedering moet niet alleen aanvaard worden, maar ook bemind; zodat men het kauwt als voedsel. En net zoals bitter voedsel naarmate men meer kauwt, bitterder smaakt, op dezelfde wijze doet vernedering, wanneer die goed wordt gekauwd, de versterving groeien. En vernedering en versterving zijn twee zeer machtige middelen om bepaalde storingen te boven te komen en die genaden te bekomen die nodig zijn.
Net zoals bitter voedsel meer lijkt te schaden dan goed doet, omdat het schadelijk lijkt voor de natuur van de mens – zo lijkt dat ook te gelden voor nederigheid en versterving. Maar dat is niet zo. Hoe meer een stuk ijzer geslagen wordt op het aambeeld des te meer spat het vuur eraf en wordt het gezuiverd. Hetzelfde voor de ziel: hoe meer ze wordt vernederd en geslagen op het aambeeld van de versterving, des te meer spat het hemels vuur eraf en wordt ze gezuiverd – als ze de verkeerde weg opgaat, gebeurt het tegenovergestelde”.


1 januari 1900

De besnijdenis van Jezus. Hoe meer de ziel zich vernedert en zichzelf kent, hoe dichter ze komt bij de waarheid.

Zeer gekweld vanwege de ontbering van mijn hoogste en enige God, zag ik Hem tenslotte, na eindeloos wachten, schreiend uit mijn hart komen en met zijn ogen maakte Hij me duidelijk dat Hij pijn had aan de wonde van de besnijdenis. Dus weende Hij en verwachtte van mij dat ik het bloed dat uit die wond stroomde zou deppen en zo de pijn van die snede zou verzachten. Ik voelde tegelijkertijd medelijden en verwarring, zodat Ik het niet durfde. Gedrongen door de liefde echter ontwaarde ik, ik weet niet hoe, een doekje in mijn hand en ik veegde zo goed mogelijk het bloed af van het kindje Jezus. Terwijl ik dit deed voelde ik me zo zondig en ik dacht dat ik de oorzaak was van de pijn van Jezus.
O, wat vond ik het erg voor Hem! Ik voelde me doordrongen van die bitterheid en het heilige Kindje had medelijden met mij in die ellendige toestand en zei: “Hoe meer de ziel zich vernedert en zichzelf kent, hoe dichter ze bij de waarheid komt; en als ze in de waarheid is, probeert ze zich een weg te banen op het pad der deugd waar ze nog zo ver vandaan is. En als ze merkt dat ze het pad van de deugd betreedt, beseft ze direct hoeveel haar nog te doen staat, omdat deugd eindeloos is. Net zo oneindig als Ik ben. Dus als ze in de waarheid is probeert de ziel altijd zichzelf te vervolmaken, maar zij zal nooit bereiken dat ze zichzelf ziet als volmaakt. En dit is goed voor haar en het zorgt ervoor dat haar werk voortduurt in haar streven naar volmaaktheid. Zonder haar tijd door te brengen in ledigheid. En in het werk schep Ik welbehagen en Ik werk haar telkens een beetje bij om mijn gelijkenis in haar te scheppen. Daarom wilde Ik besneden worden – om een voorbeeld te geven van de diepste nederigheid die de engelen in de Hemel verstomd deed staan”.


3 januari 1900

Vrede onder alle omstandigheden.

Ik bleef mezelf zien vol ellende; en dat niet alleen, maar ook rusteloos. Het kwam mij voor dat mijn hele innerlijk verontrust was over het verlies van Jezus. Ik bleef maar denken dat ik door mijn grote zonden had verdiend dat mijn aanbiddelijke Jezus me verlaten had en dat ik Hem daarom nooit meer zou zien. O, hoe dodelijk is deze wrede gedachte voor mij. Of liever gezegd, meedogenlozer dan welke dood dan ook! “Jezus niet langer meer zien! Zijn vriendelijke stem niet meer horen! Degene verliezen waar mijn leven van afhangt en van wie alle goeds voortkomt! Hoe kan ik zonder Hem? Ach, alles is voorbij voor mij, als ik Jezus verlies. Deze gedachten brachten me in doodsangst; alles in mij kwam in opstand want ik wilde Jezus, en in een lichtflits toonde Hij zich aan mijn ziel en zei: “Vrede, vrede, breng jezelf niet in verwarring. Net zoals een zeer welriekende bloem haar geur verspreidt in de ruimte waarin zij staat, zo vult mijn vrede de ziel die die vrede bezit met God”. En Hij ontglipte me als in een flits.

O Heer, hoe goed zijt Gij voor deze zondaar! Maar ik zeg U ook in vertrouwen: “Hoe onbeschaamd zijt Ge, want al zou ik U verliezen, dan wilt U zelfs niet dat ik in verwarring raak en rusteloos; en als ik dat word doet U me verstaan dat ik mezelf dan van U verwijder, omdat ik, als ik in vrede ben, vervuld raak van God, terwijl ik in verwarring duivelse verleidingen naar me toe trek”.
O, mijn lieve Jezus! Hoeveel geduld is er nodig in ‘n leven met U – wat er immers met me gebeurt, ik kan niet eens kwaad of verontrust worden, maar U wilt dat ik volmaakt kalm en in vrede blijf.


5 januari 1900

De uitwerking van zonde en van de biecht.

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik dat ik uit mezelf trad en ik vond mijn aanbiddelijke Jezus; maar – o, hoe vol zonden zag ik mezelf in zijn tegenwoordigheid! Inwendig voelde ik een sterke drang om mijn biecht te spreken bij Ons Heer, en dus keerde ik me tot Hem en begon mijn zonden te belijden en Jezus luisterde naar mij. Toen ik ophield met spreken, keerde Jezus vol droefheid zijn gelaat naar mij toe en zei: “Mijn dochter, de zonde is een giftige en dodelijke greep op de ziel en niet alleen op haar, maar ook, als het ernstig is, op alle deugden in de ziel. Als het dagelijkse zonden zijn is het een greep die verwondt, die de ziel erg verzwakt en samen met haar verzwakken ook de deugden die ze had verworven. Wat is de zonde een dodelijk wapen! De zonde alleen kan de ziel verwonden en haar doden. Niets anders kan haar schaden, alleen de zonde maakt haar voor mij schandelijk en verfoeilijk”.

Terwijl Hij dit zei begreep ik het afschuwelijke van de zonde en ik voelde een onuitsprekelijke pijn. En Jezus zag mijn wroeging, hief zijn gezegende rechterhand op en sprak de woorden van de absolutie uit. Dan voegde Hij eraan toe: “Net zoals de zonde verwondt en de ziel doodt, zo geeft het sacrament van de biecht leven, heelt de wonden en geeft de deugden weer levenskracht, min of meer volgens de gesteldheid van de ziel - zo is het sacrament werkzaam”. Het leek of mijn ziel nieuw leven had ontvangen, ik voelde niet langer de pijn van voordat Jezus me de absolutie gaf. Moge de Heer altijd gedankt en verheerlijkt worden.


6 januari 1900

Vertrouwen, de ladder naar de Godheid.

Vanmorgen ontving ik de Communie en toen ik met Jezus verenigd was, was de koningin Moeder er ook, en – o wonder – toen ik naast Haar keek kon ik zien hoe haar hart veranderde in het kindje Jezus; ik keek naar de Zoon en ik zag de Moeder in het hart van het Kindje. Tegelijkertijd besefte ik dat het vandaag Driekoningen is, en naar het voorbeeld van de drie koningen moest ik het kindje Jezus iets aanbieden, maar ik zag dat ik niets had om te geven. Vanuit dat slechte gevoel kreeg ik het idee mijn lichaam aan te bieden als mirre met al het lijden van de twaalf jaar die ik in bed doorbracht, bereid om zo lang Hij wilde te lijden en in bed te blijven; als goud de pijn die ik voel als Hij me berooft van zijn tegenwoordigheid, wat het meest pijnlijke en verdrietigste voor mij is; als wierook mijn schamele gebeden verenigd met die van de koningin Moeder zodat die het kindje Jezus meer behagen. Ik bood dit alles aan met het volste vertrouwen dat het Kindje alles aanvaardt.

Jezus leek mijn armzalig offer met grote vreugde te aanvaarden, maar wat Hem het meest verheugde was het vertrouwen waarmee ik alles had aangeboden. Dan zei Hij: “Vertrouwen heeft twee armen: met de ene omhelst het mijn Mensheid en gebruikt mijn Mensheid als ladder naar mijn Godheid; met de andere arm omhelst het de Godheid en trekt stromen hemelse genaden naar zich toe, zodat de ziel helemaal ondergedompeld blijft in het goddelijk Wezen. Als de ziel vol vertrouwen is krijgt ze zeker wat ze vraagt. Ik voel me verplicht haar te laten doen wat ze ook wil; Ik laat haar zelfs binnen dringen in mijn hart en ik laat haar zelfs nemen wat ze Mij heeft gevraagd. Als Ik dit niet doe, doe Ik Me geweld aan”. Terwijl Hij dit zei stroomde uit de borst van het Kindje en de Moeder een drank (ik noem het drank, maar ik kan echt niet zeggen wat het was) die mijn ziel totaal overspoelde. Toen verdween de koningin Moeder.

Hierna ging ik samen met het Kindje op weg naar het hemelgewelf. Ik zag hoe droevig zijn lieve gezichtje stond en ik zei bij mezelf: “Misschien wil Hij melk, daarom is Hij droevig”. Dus zei ik: “Wilt U bij mij drinken omdat de koningin Moeder er niet is?” Maar voor ik dit zei werd ik bang dat het misschien de duivel was; dus om zeker te zijn gaf ik Hem verschillende keren een kruisje en zei: “Bent U werkelijk Jezus de Nazarener, de tweede Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid, Zoon van de Maagd Maria, Moeder van God?” en het Kindje verzekerde dat Hij het was. Zeker van de zaak, legde ik Hem daarom aan mijn borst. Het kindje leek op te leven, keek vrolijk en ik zag dat Hij wat van die drank opzoog waarmee Hij mij zelf had overspoeld. En terwijl Hij dit deed voelde ik hoe er aan mijn hart getrokken werd, alsof die melk die Jezus bij mij dronk uit mijn hart kwam. Wie kan zeggen wat zich afspeelde tussen het Kindje en mij? Ik heb geen taal om dit duidelijk te maken, geen woorden om dit te beschrijven.


8 januari 1900

De zogenaamde dwalingen in deze geschriften die het goede zullen bewerkstelligen. Vastberadenheid en standvastigheid bij het werk.

Ik dacht bij mezelf: “Wie weet hoeveel nonsens, hoeveel dwalingen deze dingen die ik schrijf bevatten”. Op dat moment verloor ik het bewustzijn en de gezegende Jezus kwam bij me en zei: “Mijn dochter, ook dwalingen zullen het goede bewerkstellingen: en wel om duidelijk te maken dat er geen listigheid van jou aan te pas komt, en dat je geen geleerde bent, want als je dat zou zijn, zou je zelf beseffen welke fouten je maakte. Dit zal ook duidelijk maken dat Ik het ben die tot je spreekt, door het zo eenvoudig te bezien. Ik verzeker je echter dat ze geen spoor van ondeugd of iets wat geen deugd is zullen vinden, omdat Ik zelf je hand leid als je schrijft. Hoogstens kunnen ze misschien op het eerste gezicht een paar dwalingen aantreffen, maar als ze die nauwkeuriger bekijken zullen ze de waarheid ontdekken”.
Na dit gezegd te hebben verdween Hij maar na een paar uur kwam Hij terug. Ik voelde me onzeker en bezorgd over de woorden die Hij had gesproken en Hij vervolgde: Mijn erfdeel is vastberadenheid en standvastigheid; ik ben niet onderhevig aan enige verandering en hoe dichter de ziel mij nadert, en voortgaat op het pad der deugd, des te sterker en stabieler zij zich voelt bij het goede wat zij doet. En hoe verder ze van Mij verwijderd blijft des te meer zal ze onderhevig zijn aan verandering en schommelingen – nu eens in de richting van het goede dan van het kwaad.


12 januari 1900

Verschil tussen zelfkennis en nederigheid. Alleen Jezus kan zich beroemen op ware nederigheid.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn aanbiddelijke Jezus naar mij toe in een meelijwekkende staat. Zijn handen waren stevig vastgebonden, zijn gelaat vol spuug en veel mensen sloegen Hem verschrikkelijk. En Hij bleef rustig, vreedzaam, zonder één beweging of klacht; zonder zelfs een spier te vertrekken om duidelijk te maken dat Hij deze wandaden vrijwillig wilde ondergaan; en niet alleen uitwendig maar ook inwendig. Wat een ontroerend tafereel; dat moet de meest verharde harten raken. Hoeveel maakte dat gelaat duidelijk, vol spuug, bevuild door slijk. Ik was met afschuw vervuld, ik beefde, vergeleken bij Jezus zag ik mezelf vol hoogmoed.

In die omstandigheid zei Hij me: “Mijn dochter, alleen de kleinen laten zich zo behandelen; niet degenen met weinig menselijk intellect, maar degenen die klein zijn en begaafd met goddelijke wijsheid. Ik alleen kan zeggen dat Ik nederig ben, omdat bij de mens van wie men zegt dat hij nederig is, men eerder kan spreken van zelfkennis; en wie zichzelf niet eens kent maakt zichzelf iets wijs”.

Jezus zweeg een paar minuten en ik bleef daar naar Hem kijken. Terwijl ik dit deed zag ik een hand die een licht vast hield dat in mijn binnenste, op de meest intieme verborgen plaatsen wilde ontdekken of zelfkennis en liefde voor vernederingen, verwarring en smaad in mij aanwezig waren. Dat licht vond een leegte in mijn binnenste dat – en ook ik zag het – gevuld was met vernederingen en verwarring, zoals bij de gezegende Jezus. O, hoeveel maakte dat licht en het heilig aangezicht daar vóór mij, duidelijk. Ik zei bij mezelf: “Een God, vernederd en gekweld uit liefde voor mij en ik een zondaar zonder deze tekenen. Een God, standvastig, sterk bij het verdragen van zoveel beledigingen, zodat Hij geen vin verroert, ook niet om het walgelijke spuug van zich af te schudden. O, zijn innerlijk voor God en zijn gedrag ten opzichte van mensen worden mij duidelijk. En toch, als Hij zichzelf had willen bevrijden, had Hij dat gekund, omdat niet de kettingen Hem boeiden maar zijn sterke Wil die tot elke prijs de mensheid wilde redden. En ik? En ik? Waar zijn mijn vernederingen? Waar is mijn sterkte en standvastigheid om het goede te doen uit liefde voor mijn Jezus en mijn naaste? Ach, hoe verschillend zijn wij als slachtoffer – ikzelf en Jezus. Ach, wij zijn helemaal niet het zelfde.

Terwijl mijn hersentjes hiermee bezig waren, zei mijn aanbiddelijke Jezus: “Alleen mijn Mensheid werd overladen met smaad en vernederingen, zo erg dat die naar buiten stroomden. Daarom beven Hemel en aarde voor mijn vermogens en de zielen die mij liefhebben gebruiken mijn Mensheid als een ladder naar boven om gretig een paar druppels van mijn vermogens in zich op te nemen. Zeg me eens: vergeleken met mijn nederigheid, waar is die van jou? Ik alleen kan Mij beroemen op ware nederigheid, Mijn Godheid, verenigd met mijn Mensheid, zou wonderen kunnen doen bij iedere stap, woord of werk; toch heb Ik me vrijwillig opgesloten in de cirkel van mijn Mensheid. Ik rekende Mezelf tot de armsten en ging zover dat Ik omging met zondaars. Ik had het werk van de Verlossing in zeer korte tijd kunnen doen, zelfs met een enkel woord; toch wilde Ik gedurende vele jaren met veel ontbering en lijden, delen in de ellende van de mens; Ik wilde Me bezig houden met verschillende werkzaamheden, zelfs de nederigste, zodat de mens volkomen nieuw zou worden en vergoddelijkt. In feite kregen die, als Ik, God en mens, Mij daarmee bezig had gehouden, nieuwe heerlijkheid en het zegel van goddelijke acten. Mijn Godheid, verborgen binnen mijn Mensheid, wilde zich verlagen tot zulk een niveau, zich onderwerpend aan het verloop van menselijke acten – terwijl Ik met één enkele act van mijn Wil oneindige werelden had kunnen scheppen – Ik voelde de ellende en de zwakte van anderen alsof het de mijne waren. Ik zag Mezelf ten overstaan van de goddelijke gerechtigheid bedekt met alle zonden van de mensen, en moest voor hen boeten met onverdraaglijke pijnen en met het vergieten van al mijn bloed”.
Aldus volbracht Ik voortdurende acten van diepe en heldhaftige nederigheid.

O dochter, dit is het onmetelijk verschil tussen mijn nederigheid en de nederigheid van schepselen, zelfs die van mijn heiligen die slechts een schaduw is vergeleken bij mijn nederigheid; omdat het schepsel altijd een schepsel blijft en niet, zoals Ik, weet hoe zwaar de zonde weegt. Hoewel zelfs heldhaftige zielen, die mijn voorbeeld volgen, zich aangeboden hebben om de pijnen van anderen te verduren, zijn hun pijnen niet anders dan die van de andere schepselen; die zijn niet nieuw voor hen, omdat zij gemaakt zijn van dezelfde klei. Bovendien is alleen al de gedachte dat die pijnen nieuwe verdiensten opleveren en dat zij God verheerlijken, een grote eer voor hen. Verder wordt het schepsel begrensd door de cirkel waarin God hem heeft geplaatst, en hij kan niet buiten die grenzen gaan die door God voor hem zijn vastgesteld. O, als het in hun vermogen lag om dingen al of niet te doen, hoeveel andere dingen zouden zij doen – iedereen zou de sterren raken! Maar mijn vergoddelijkte Mensheid kende geen grenzen, en toch beperkte die zich vrijwillig; en dit was de verwevenheid van al mijn werken met heldhaftige nederigheid.

Gebrek aan nederigheid – dat was de oorzaak van al het kwaad dat de aarde overspoelt; en door deze deugd te beoefenen kon Ik alle goeds bekomen van de goddelijke gerechtigheid. Ach ja, geen genaden komen van mijn troon tenzij door nederigheid, geen toegangsbewijs krijgt ge van Mij, zonder de stempel van nederigheid. Ik luister niet naar een gebed en mijn hart kent geen medelijden als het niet gepaard gaat met de geur van nederigheid. Als het schepsel er niet toekomt het zaad van eer en achting te vernietigen – en dat kan vernietigd worden als zij komt tot liefde voor verachting, vernedering en schaamte – zal zij een vlechtwerk van doornen rondom haar hart voelen; zij zal een leegte in haar hart voelen die haar altijd zal bezwaren en haar veel minder zal doen lijken op mijn allerheiligste Mensheid.
Als zij niet toekomt aan liefdevolle vernedering, zal ze hoogstens zichzelf een klein beetje leren kennen, maar zij zal niet stralend voor Mij verschijnen in een kleed van nederigheid, mooi en beminnenswaardig”.

Wie kan zeggen hoeveel ik begreep van dit vermogen en het verschil tussen zelfkennis en nederigheid.
Het komt mij voor dat ik groei naar het verschil tussen deze twee vermogens, maar ik kan het zelf niet verwoorden.

Om toch iets te zeggen zal ik een beeld gebruiken. Bijvoorbeeld een arme man zegt dat hij arm is, en hij komt ook eerlijk uit voor zijn armoede, ook bij mensen die hem niet kennen en die misschien denken dat hij iets bezit. Je zou kunnen zeggen dat hij zichzelf kent en de waarheid vertelt; en daardoor wordt hij meer bemind: hij beweegt anderen tot medelijden met zijn ellendige toestand en iedereen helpt hem. Dat is zelfkennis. Als die arme man, te beschaamd om zijn armoede te tonen, opschept dat hij rijk is, terwijl iedereen weet dat hij zelfs geen kleren heeft om aan te trekken en de hongerdood sterft – wat gebeurt er dan? Iedereen veracht hem, niemand helpt hem en hij wordt bespot en belachelijk gemaakt door iedereen die hem kent; en het gaat met die ongelukkige van kwaad tot erger tot hij tenslotte sterft. Zo vergaat het de hoogmoed ten overstaan van God en ook van andere mensen. En zo verlaat iemand die zichzelf niet kent het pad van de waarheid en vervalt in bedrog.

Welnu, dit is het verschil met nederigheid, hoewel het me toeschijnt dat zelfkennis en nederigheid gezusters zijn, geboren uit dezelfde schoot en men kan nooit nederig zijn als men zichzelf niet kent. Bijvoorbeeld, een rijke doet, uit liefde voor de vernedering, zijn voorname kleren uit en bedekt zich met miserabele lompen. Hij leeft in ‘t verborgene en maakt zich aan niemand bekend; hij begeeft zich onder de armen, hij leeft met hen alsof hij één van de hunne is en schept vreugde in smaad en verwarring.
Dit is nederigheid, de mooie zuster van de zelfkennis.

O ja, nederigheid trekt genade aan; nederigheid verbreekt de sterkste ketens, de zonde. Nederigheid beklimt de scheidsmuur tussen de ziel en God en brengt haar terug bij Hem. Nederigheid is een klein plantje, maar altijd groen en vol bloemen, niet aangetast door wormen; wind hagel of hitte zal het niet kunnen schaden, of doen verwelken, zelfs niet een beetje. Hoewel het kleinste plantje is, brengt het forse takken voort, die zelfs doordringen tot in de Hemel, als een vlechtwerk rond het hart van Ons Heer; en alleen de takken van deze plant hebben vrij toegang tot dat aanbiddelijk hart. Nederigheid is het anker van de vrede te midden van de stormachtige golven op de zee van dit leven. Nederigheid is het zout dat alle deugden op smaak brengt en de ziel behoedt voor het bederf van de zonde. Nederigheid is het plukje gras dat opkomt langs de weg van de pelgrims; als er over gelopen wordt verdwijnt het, maar spoedig ziet men het weer opkomen, mooier dan tevoren. Nederigheid is een mooi stekje dat een wilde plant intoomt. Nederigheid is de zonsondergang van de schuld. Nederigheid is de boreling van de genade. Nederigheid is als de maan die ons begeleidt in de duisternis van de nacht van dit leven. Nederigheid is als een schrandere koopman die heel goed weet te onderhandelen met de rijken en geen cent verkwist van de genade die hem wordt gegeven. Nederigheid is de sleutel van de Hemelpoort, waarlangs niemand kan binnengaan als hij deze sleutel niet goed beheert. Tenslotte – anders houd ik nooit op en zou het te lang worden – nederigheid is de glimlach van God en van de hele Hemel en het is de noodkreet van de hele hel.


17 januari 1900

Het kwaad en de gewiekstheid van de mens.

Vanmorgen kwam en ging mijn aanbiddelijke Jezus, maar volkomen in stilte. Toen voelde ik me uit mezelf treden en ik voelde Jezus achter me die zei: “De mens zegt: ‘Er is geen oprechtheid meer, en zo lang het zo gaat, zullen we feitelijk geen succes hebben. Laat ons daarom deugdzaamheid voorwenden, laten we net doen of we rechtschapen zijn, laten we ons voor de buitenwereld voordoen als trouwe vrienden want zo zal het makkelijker zijn anderen om de tuin te leiden en hen te vangen in onze netten. En als we hen gaan beroven en benadelen, zullen we hen makkelijker zonder verzet in handen krijgen, omdat iedereen gelooft dat we vrienden zijn. Kijk hoever de gewiekstheid van mensen gaat”.

Hierna leek het of de gezegende Jezus, omdat Hij een speciale act van eerherstel wenste, mijn leven wilde beëindigen en me aan wilde bieden aan de goddelijke gerechtigheid. Terwijl Hij dit deed, dacht ik dat Jezus me wilde laten sterven en daarom zei ik: “Heer, ik wil niet in de Hemel aankomen zonder uw ordetekenen – kruisig mij eerst en neem me dan tot U”.
Dus doorboorde Hij mijn handen en voeten met de spijkers, maar tot mijn grote verdriet verdween Hij toen en ik bevond me weer in mezelf. Ik zei bij mezelf: “Ik ben hier nog. Ach, hoe dikwijls hebt U me dit aangedaan, mijn liefste Jezus – U past een speciaal kunstje toe, want U doet me geloven dat ik moet sterven en dus lach ik om de wereld, de pijnen en zelfs om U, omdat de periode van onze scheiding ten einde komt en er geen perioden van scheiding meer zullen zijn. Maar zo gauw het lachen begint, en ik me weer geketend voel aan de muur van dit kwetsbare lichaam, zonder besef dat ik maar net begon te lachen, ga ik weer door met wenen, klagen en zuchten om mijn gescheiden zijn van U.
Ach Heer, haast U, want ik voel me onweerstaanbaar gedrongen om te komen”.


22 januari 1900

Beantwoording aan de genade.

Na zeer bittere dagen van ontbering werd mijn arme hart heen en weer geslingerd tussen angst dat ik Hem kwijt was en de hoop dat ik Hem, wie weet, weer zou zien. O God, wat een bloedige strijd moest dit arme hart van mij ondergaan. De pijn was zo groot dat het nu eens ijskoud was, dan weer uitgeperst zodat er bloed uitkwam. In deze toestand voelde ik mijn lieve Jezus dicht bij me; Hij nam een sluier weg die me belette Hem te zien, dus kon ik Hem tenslotte zien. Onmiddellijk zei ik Hem: “Ach Heer, U houdt niet meer van me!”

En Hij: “Jawel, jawel… wat Ik je aanraad is, beantwoord aan mijn genade, en om trouw te zijn moet je een echo zijn die weerklinkt in een lege ruimte: direct nadat er een stem weerklinkt, kun je horen hoe er zonder enige tussenpauze een echo op volgt.
Op dezelfde wijze moet jij, als je mijn genade krijgt, zonder zelfs te wachten tot Ik ophoud met geven, direct beginnen met de echo, dat is de beantwoording van die genade”.


27 januari 1900

De ordening van de deugden in de ziel.

Ik blijf bijna altijd zonder mijn lieve Jezus; het leven vloeit uit me weg vanwege de pijn; Ik ben het leven moe, de saaiheid, de verveling… Ik blijf maar zeggen in mezelf: “O, mijn ballingschap blijft maar duren! O, wat zou ik gelukkig zijn als ik de banden van het lichaam zou kunnen loslaten zodat mijn ziel haar vleugels vrij zou kunnen uitslaan op weg naar mijn hoogste goed!” Een gedachte kwam bij me op: “En als je nou naar de hel gaat?” En om de duivel niet uit te dagen om met mij te vechten, zette ik dit onmiddellijk van me af door te zeggen: “Ach kom, zelfs van uit de hel zal ik mijn lieve Jezus verzuchtingen toefluisteren – zelfs van daar uit wil ik Hem liefhebben”. Vol van deze en andere gedachten – het verhaal zou te lang worden als ik alles zou willen verhalen – toonde mijn lieflijke Jezus zich heel even, maar heel ernstig en Hij zei: “Jouw tijd is nog niet gekomen”.

Toen liet Hij me verstaan door een verstandelijke licht dat alles in de ziel geordend moet zijn! De ziel heeft veel kleine vertrekken waar iedere deugd zijn intrek neemt, hoewel je zelfs kunt zeggen, dat een enkele deugd alle andere bevat en dat de ziel in het bezit van slechts een enkele deugd, begiftigd zal worden met alle andere deugden. Desondanks verschillen zij echter zo veel van elkaar dat elk zijn eigen plaats heeft in de ziel. En zo hebben alle deugden hun oorsprong in het mysterie van de allerheiligste Drie-eenheid: terwijl Zij één zijn, zijn Zij drie onderscheiden Personen en terwijl zij drie Personen zijn, zijn Zij één. Ik begreep ook dat deze vertrekken in de ziel vol zijn van een deugd of van de ondeugd tegenovergesteld aan die deugd; en als er noch deugd, noch ondeugd is, blijven die leeg. Het kwam mij voor dat het huizen zijn met vele kamers; sommige zitten vol slangen, andere vol modder; sommige staan vol meubilair onder het stof en andere zijn donker. Ach Heer, U alleen kunt mijn arme ziel ordenen.

28 januari 1900

Wat versterving doet.

Het blijft op dezelfde manier doorgaan. Vanmorgen bracht Hij me buiten mezelf; na lange tijd, leek ik Jezus heel helder te zien, maar ik beschouwde mezelf als zo slecht, dat ik geen woord durfde te zeggen. We keken naar elkaar, maar in stilte. Doorheen die wederzijdse blikken begreep ik dat mijn goede Jezus vol bitterheid was, maar ik durfde niet zeggen: “Stort het in mij”. Hij zelf kwam dichterbij en begon die in mij uit te storten; maar niet in staat die in mij op te nemen kwamen die op de grond terecht.

Hij zei: Wat doe je nu? Wil je niet meer delen in mijn bitterheid? Wil je mijn pijnen niet langer verlichten?” En ik: “Heer, dit is niet wat ik wilde; ik weet zelf niet wat me overkwam. Ik voel me zo vol dat ik niet weet waar ik het moet laten. Alleen een wonder van U kan mij van binnen meer ruimte geven, zodat ik Uw bitterheid kan ontvangen.

Toen gaf Jezus me het merkteken van een groot kruis, en stortte het weer in mij uit. Aldus leek ik het binnen te kunnen houden; en toen voegde Hij er aan toe: “Mijn dochter, versterving is als een vuur, dat alle sappen doet verdrogen. Zo verdroogt versterving al de slechte sappen in de ziel en overspoelt haar met een heiligmakend sap, dat de mooiste deugden doet ontspruiten.


31 januari 1900

Genade en het antwoord erop.

Nadat Hij een paar keer was gekomen, weliswaar in stilte, voelde ik een leemte en een pijn want ik kon de liefste stem van mijn zoete Jezus niet horen; en toen Hij terug kwam, bijna om me tevreden te stellen, zei Hij: “Genade is het leven van de ziel. Net zoals de ziel leven geeft aan het lichaam, zo geeft genade leven aan de ziel. Om echter in leven te blijven is de ziel niet genoeg voor het lichaam; het heeft ook voedsel nodig om zich te voeden en uit te groeien tot haar eigen gestalte. Zo ook is voor de ziel de genade niet genoeg om te leven, maar zij moet gevoed worden en uit groeien tot wat ze moet zijn. En wat is dit voedsel? Het is de beantwoording aan de genade. Dus genade en het antwoord op die genade zijn de schakels van de ketting die haar leidt naar de Hemel en in de mate de ziel beantwoordt aan de genaden blijft zij schakels vormen voor deze ketting”.

Toen voegde Hij er aan toe: “Wat is het paspoort voor het koninkrijk van de genade? Het is de nederigheid. Door nederigheid, door altijd te kijken naar haar nietigheid, dat zij niets is dan stof of wind, zal de ziel al haar vertrouwen stellen op de genade, zodat die haar meester wordt. En als de genade totaal heerst over de ziel, zal die haar leiden over het pad van de deugd naar het toppunt van volmaaktheid”.

Wat is een ziel zonder genade? Ze lijkt me een lichaam zonder ziel dat begint te stinken en waar aan alle kanten wormen en verrotting ontstaat, zodat het voor de mens afschuwelijk is om te zien. Op dezelfde manier wordt de ziel zonder genade walgelijk om te zien – maar dan niet voor de mens, maar voor de driewerf heilige God. Ach Heer, bevrijd mij van zulk een ramp en van het afschuwelijk monster van de zonde!




4 februari 1900

Ontmoediging.

Ik was totaal ontmoedigd, vooral vanwege de ontbering van mijn hoogste goed deze morgen en terwijl Hij zich maar heel even liet zien zei Hij: “Ontmoediging is een besmettelijk sap, dat de mooiste bloemen en de aantrekkelijkste vruchten aantast en dóór dringt tot het uiteinde van de wortel, zodat dat besmettelijk sap, als het de hele boom binnendringt, die doet verdorren en doet aftakelen. En als men die niet behandelt met een tegengif, omdat het slechte sap diep in de wortel is doorgedrongen, zal het de wortel aantasten en de boom zal omvallen. Dat overkomt ook de ziel die doorweekt raakt met dit besmettelijke sap van de ontmoediging”.

Desondanks voelde ik me nog steeds ontmoedigd, alleen maar met mezelf bezig en ik vond mezelf zo slecht dat ik me niet tegen mijn lieve Jezus durfde aanvlijen. Ik werd totaal in beslag genomen door de gedachte dat het nutteloos voor mij was te hopen op zijn regelmatige bezoekjes zoals eerst, op zijn genade, op zijn charisma’s – alles was voorbij voor mij.
En bijna als een standje ging Hij verder: “Wat doe je toch? Wat doe je toch? Weet je dan niet dat gebrek aan vertrouwen de ziel te gronde richt? Door de gedachte dat ze moet sterven, denkt ze aan niets anders – niet aan vooruitgang of ergens naar toe gaan, noch zich wat opknappen of haar ziekte bestrijden – zij denkt aan niets anders dan dat alles voorbij is voor haar”.

Ach Heer, ik zie dit spook van het gebrek aan vertrouwen voor me – goor, vermagerd, vol angst en beven; en met geen ander vernuft dan alleen de angst leidt het meesterschap van dit spook zielen naar het graf. Maar wat erger is, dit spook doet zich niet voor als een vijand, zodat de ziel grijnslacht over haar angst, maar hij toont zich een vriend en dringt zoetjes aan binnen in de ziel, zodat de ziel, als ze niet aandachtig is en hem ziet als een trouwe vriend die samen met haar bang is en zelfs samen met haar sterft, zich nauwelijks zal kunnen bevrijden uit zijn listige dominantie.


5 februari 1900

De cirkel van de waarheid van de zelfkennis.

In dezelfde toestand maar met een beetje meer moed, hoewel ik me niet volkomen vrij voelde, zei mijn liefste Jezus toen Hij kwam: “Mijn dochter, soms wordt de ziel geconfronteerd met een of andere deugd en al haar kracht verzamelend, overleeft de ziel die confrontatie en dan komt die deugd meer tot bloei en wortelt in de ziel. Toch moet de ziel erg waakzaam zijn om te vermijden dat ze zelf het touw aanreikt waardoor ze wordt vastgebonden door gebrek aan vertrouwen; en ze zal dit doen door altijd binnen de cirkel van de waarheid te blijven zonder die ooit te verlaten en die cirkel is het besef van haar nietigheid”.


12 februari 1900

Vrijwillige tekortkomingen vormen wolken.

Verlaten door mijn aanbiddelijke Jezus had ik het gevoel dat mijn arme hart verpletterd werd door de pijn als door een pers. O God, wat een onbeschrijfelijke pijn. In deze toestand zag ik mijn liefste goed bijna als een schaduw, maar niet duidelijk; ik zag alleen duidelijk één hand die een lamp leek vast te houden die was aangestoken. Hij hield zijn vinger bij de lamp en wees naar de streek van mijn hart, totaal verbitterd door de pijn Hem te moeten ontberen. Op dat moment hoorde ik een stem die zei: “De waarheid is het licht dat het Woord op aarde bracht. Net zoals de zon de aarde verlicht, leven geeft en vrucht doet dragen, zo geeft het licht der waarheid leven en licht en doet zielen deugden voortbrengen. Ofschoon veel wolken dit licht der waarheid zelfs verduisteren door de ongerechtigheid van mensen, toch houdt het niet op van achter de wolken vandaan, zwak schijnsel van levengevend licht te verspreiden als om de zielen te verwarmen. En ook al zijn dit wolken van onvolmaaktheid en onvrijwillige gebreken, toch doet dit licht, dat hen doorboort met haar warmte, die verdwijnen en doordringt zo zonder hindernis de ziel”.

Ik begreep dat de ziel moet opletten zelfs niet te vervallen in vrijwillige tekortkomingen, al zijn het maar schaduwen ervan, want dat zijn die gevaarlijke wolken die beletten dat goddelijk licht binnenkomt.


13 februari 1900

Versterving is als citroen.

Vanmorgen na de Communie zag ik mijn aanbiddelijke Jezus, maar Hij zag er heel anders uit. Hij leek ernstig, afstandelijk, of Hij me iets verweet. Wat een kwelling, die verandering. In plaats van opgelucht voelde mijn hart zich meer bezwaard, doorstoken door zulk een ongewone aanwezigheid van Jezus. Ik voelde een grote behoefte aan wat verlichting van de pijn van de laatste dagen om Hem te moeten missen, waardoor ik leek te leven, maar vol doodsangst en voortdurend onderhevig aan gewelddadigheid. Maar de gezegende Jezus wilde me verwijten dat ik zocht naar wat verlichting in zijn aanwezigheid. Terwijl ik alleen maar moest uitzien naar ‘t lijden en Hij zei: “Net zoals citroen de eigenschap heeft alles wat ge er in doet uit te koken, zo ook heeft versterving het vermogen al de onvolmaaktheden en gebreken uit te koken die in de ziel aanwezig zijn. En uiteindelijk transformeert die ook het lichaam, omgeeft het als een cirkel en bestempelt het inwendig met alle deugden. Als versterving je nog niet heeft uitgekookt – zowel ziel als lichaam is uiteindelijk losgeraakt – kan Ik je niet het volmaakte zegel van mijn kruisiging geven”.

Hierna doorboorde iemand – ik kan niet precies zeggen wie, maar het leek een engel – mijn handen en voeten en Jezus doorboorde mijn hart met een lans die uit zijn hart kwam, wat buitengewoon pijnlijk was. Toen verdween Hij en liet mij meer gekweld achter dan voordien. O hoe goed begreep ik de noodzaak van de versterving, mijn onafscheidelijke vriend, terwijl er zelfs geen spoor van vriendschap met versterving te bespeuren was in mij.
Ach, Heer, wilt Uzelf mij met onverbreekbare banden verbinden met deze goede vriend, want uit mezelf kan ik alleen maar grofheid aan de dag leggen. Omdat hij zich niet echt welkom voelt, houdt hij veel rekening met mij, en blijft mij ontzien, bang dat ik hem tenslotte helemaal de rug toekeer. Daarom schakelt hij voor mij nooit zijn goede en majesteitelijke bekwaamheid in, omdat zijn wonderbare handen me niet kunnen bereiken zolang we wat afstand houden, om met mij te kunnen werken en me aan U aan te bieden als een werk wat zijn zeer heilige handen waardig is.


16 februari 1900

Versterving moet de adem van de ziel zijn.

Het gaat bijna altijd op dezelfde wijze voort. Vanmorgen zei Hij, na in mij de pijnen van de kruisiging herhaald te hebben: “Versterving moet de adem van de ziel zijn. Net zoals ademhaling nodig is voor het lichaam en het ontstoken of gezuiverd raakt afhankelijk van de goede of slechte lucht die het inademt, tevens kun je uit de ademhaling afleiden of de mens van binnen gezond of ziek is en of alle vitale onderdelen in harmonie zijn met elkaar – zo ook voor de ziel: als ze de lucht van de versterving inademt, zal alles in haar gezuiverd worden, al haar zintuigen zullen in harmonie met elkaar weerklinken; er zal een balsemende heilzame, versterkende adem naar buiten komen. Als ze niet de lucht van de versterving inademt, zal alles in de ziel onharmonisch zijn; zij zal een stinkende walgelijke adem verspreiden; terwijl ze bezig is een hartstocht te beheersen, zal een andere de kop opsteken… kortom, haar leven zal niets zijn dan een kinderspel”.

Het leek wel of ik versterving zag als een muziekinstrument; als de snaren de juiste sterkte en spanning hebben, brengen ze een harmonieuze en mooie klank voort; maar als de snaren niet goed zijn, moet men er soms een vast zetten, dan weer een stemmen. Daarom gaat alle tijd naar het stemmen, maar nooit naar het spelen; hoogstens zal het een vals en onaangenaam geluid voortbrengen. Dus er zal nooit iets goeds uit voortkomen.


19 februari 1900

De eeuw van de hoogmoed. Jezus wil de harten van de zielen helemaal alleen voor Hem.

Vanmorgen kwam mijn aanbiddelijke Jezus bij me en bracht me buiten mezelf en ik kon veel mensen zien, allen in beweging. Ik kan het niet met zekerheid zeggen, maar het leek oorlog of revolutie en zij vlochten enkel doornenkronen voor Ons Heer; terwijl ik er één wilde verwijderen duwden zij een meer pijnlijke op zijn hoofd. Ach, het lijkt echt of deze eeuw van ons berucht zal blijven om zijn hoogmoed. De grootste ramp is je hoofd te verliezen, omdat als je je hoofd met de hersenen eenmaal kwijt bent, dan functioneren de andere lichaamsdelen niet meer, ofwel ze worden je eigen vijanden en de vijanden van anderen. En dan maakt iemand ruimte voor alle andere ondeugden. Mijn geduldige Jezus verdroeg al die doornenkronen en ik had nauwelijks tijd om die weg te nemen. Toen keerde Hij zich naar hen en zei: “Jullie zullen sterven – sommigen in de oorlog, anderen in de gevangenis en weer anderen tijdens aardbevingen; er zullen slechts weinigen overblijven. De hoogmoed bepaalt het verloop van jullie leven en de hoogmoed zal ook jullie dood zijn”.

Hierna haalde de gezegende Jezus me weg bij die mensen en terwijl Hij een baby werd, droeg ik Hem in mijn armen om Hem te laten rusten. Hij vroeg wat te drinken en wilde mijn zuigeling zijn; ik was bang dat het de duivel was en gaf Hem verscheidene kruisjes en toen zei ik Hem: “Als U echt Jezus bent, laat ons dan samen het Weesgegroet bidden voor onze koningin Moeder” en Jezus bad het eerste stuk en ik de rest van het Weesgegroet. Toen wilde Hij zelf het Onze Vader bidden. O hoe ontroerend was zijn bidden! Het raakte me zo dat mijn hart leek te smelten. Toen vervolgde Hij: “Dochter, in tegenstelling tot anderen leefde Ik vanuit mijn hart en dat is één reden waarom mijn hart wijd open staat voor de zielen en Ik ben altijd geneigd naar de harten te zoeken en Ik verdraag zelfs geen schaduw van wat Mij niet toebehoort. Dus wat er is tussen jou en Mij wil Ik uitsluitend voor Mij zelf; en wat je schepselen wilt geven zal alleen dat zijn, wat overblijft als wij elkaar alles aan liefde gegeven hebben”.


20 februari 1900

Jezus is de lamp van allen in de Hemel.

Mijn welwillende Jezus blijft komen. Na de Communie hernieuwde Hij in mij de pijnen van de kruisiging, en ik bleef zo verstijfd achter dat ik behoefte had aan enige verlichting, maar ik durfde er niet om te vragen. Even daarna kwam Hij terug als baby en Hij kuste me overal; de melk vloeide van zijn lippen, en ik dronk gretig die zeer zoete melk van zijn zeer zuivere lippen. Welnu, terwijl ik dit deed zei Hij: “Ik ben de bloem van het hemelse Eden en de geur die Ik verspreid is zo intens dat de hele Hemel geboeid blijft door mijn parfum. En omdat Ik de lamp ben die het licht naar allen toe zendt, zodat die allen er helemaal in doet opgaan, ontsteken alle heiligen hun kleine lampen aan Mij. Dus er is geen licht in de Hemel dat niet ontstoken wordt aan deze lamp”. O ja. Er is zelfs geen schijn van deugd zonder Jezus; en zelfs in het hoogste der Hemelen is er geen licht zonder Jezus!


21 februari 1900

Zuiverheid wordt verkregen door versterving, en versterving maakt de ziel beminnenswaardig.

Vanmorgen kwam mijn lieflijke Jezus zoals gewoonlijk niet meteen. Moge Hij altijd gezegend zijn, want Hij begint altijd bij het begin! Het vraagt inderdaad het geduld van een heilige om Hem te verdragen; en men moet met Hem te maken hebben gehad om te weten hoeveel geduld het vraagt!
Iemand die het niet ervaren heeft, kan het niet geloven, en het is bijna onmogelijk geen conflicten met Hem te hebben.

Na geduldig eindeloos wachten op Hem, kwam Hij tenslotte en zei: “Mijn dochter, de gave van zuiverheid is geen natuurlijk gave, maar een genade die ge krijgt; en die wordt verkregen op basis van de liefde. De ziel wordt zo door versterving en lijden. O, hoe beminnenswaardig wordt de ziel door versterving en lijden. O, hoe spreekt zij mij aan. En Ik voel zo’n liefde dat Ik haar hevig bemin en Ik geef haar wat ze maar wil. Wanneer je Mij mist, verdraag die kwelling dan uit liefde voor Mij, juist omdat het de pijnlijkste kwelling voor je is en Ik zal meer liefde voor je voelen dan te voren en je nieuwe geschenken geven”.




23 februari 1900

Het teken dat duidelijk maakt of iets de Wil van God is.

Vanmorgen toen ik de hoop al had opgegeven dat de gezegende Jezus nog zou komen, kwam Hij plotseling toch en herhaalde in mij de pijnen van de kruisiging en Hij zei: “De tijd is gekomen, het einde nadert, maar het uur is nog niet bepaald”. Ik besteedde geen aandacht aan de woorden die Hij sprak en bleef twijfelen of die sloegen op mijn volledige kruisiging of op de kastijdingen. Dus zei ik Hem: “Heer, ik ben zo bang dat mijn toestand niet Gods Wil is” En Hij: “Het zekerste teken dat een toestand mijn Wil is, is als men de kracht voelt om die toestand te verdragen”. En ik: “Als het uw Wil was, zou deze verandering – dat U niet komt zoals altijd – niet plaats hebben”.

En Hij: “Als iemand meer eigen wordt met een gezin, zijn die formaliteiten niet meer nodig die men tevoren in acht nam toen hij een vreemde was. Zo doe Ik ook. Maar niettemin is dat geen teken dat die familie die persoon niet bij zich wil hebben, of dat die heeft hem niet langer zo lief als te voren.
Bewaar dus je vrede, laat Mij begaan – pijnig je hersenen niet of laat de vrede in je hart niet verstoren. Op het juiste moment zul je mijn werk verstaan”.


24 februari 1900

Luisa verzet zich tegen de gehoorzaamheid.

Vanmorgen was ik één en al angst; ik geloofde dat alles fantasie was – dat de duivel me wilde misleiden. Dus wat ik ook zag, ik wees het af en was misnoegd.
Ik zag dat mijn biechtvader de bedoeling had dat Jezus in mij de pijnen van de kruisiging zou hernieuwen en ik probeerde me te verzetten. Eerst verdroeg de gezegende Jezus dat van mij, maar omdat mijn biechtvader herhaalde wat hij bedoelde zei Jezus: “Mijn dochter, deze keer gaan we echt te kort schieten in gehoorzaamheid. Weet je niet dat gehoorzaamheid de ziel een stempel geeft en dat gehoorzaamheid de ziel moet maken tot zachte was zodat de biechtvader haar kan omvormen tot wat hij wil”. Niet lettend op mijn weerstand liet Hij me delen in de pijnen van de kruisiging; en niet langer in staat dit alles te weerstaan, wat ik niet wilde uit angst dat het niet Jezus zou zijn werd ik gedwongen de zwaarte van de pijnen te ondergaan. Moge Hij altijd gezegend zijn en moge alles zijn voor zijn glorie, in alles en altijd.




26 februari 1900

De goddelijke Wil is de gelukzaligheid van allen.

Na verschillende dagen van ontbering – hoogstens verscheen Hij soms als een schaduw en was weer verdwenen – voelde ik zo’n pijn dat tranen volledig bezit van me namen. Uit medelijden met mijn verdriet kwam de gezegende Jezus en Hij keek telkens naar mij. Toen zei Hij: “Mijn dochter wees niet bang want Ik verlaat je niet. Wanneer je echter niet in mijn aanwezigheid bent, wil Ik niet dat je de moed verliest, maar vanaf vandaag wil Ik als je Me moet missen dat je Mijn Wil neemt en daarin je vreugde vindt, dat je Me lief hebt en Me verheerlijkt in mijn Wil en je vasthoudt aan Mijn Wil als aan mijn Persoon. Zodoende zul je Me letterlijk in je handen houden. Wat is de gelukzaligheid van het Paradijs? Toch zeker mijn Godheid. Welnu wat is de gelukzaligheid van mijn lievelingen op aarde? Voor zeker mijn Wil. Mijn Wil kun je niet verliezen; je zult die altijd bezitten en als je binnen de cirkel van mijn Wil blijft, zul je daar de meest onuitsprekelijke vreugde en de zuiverste blijdschap beleven. Door niet buiten de cirkel van mijn Wil te gaan, wordt de ziel edel en vergoddelijkt en al haar werken worden weerspiegeld in het middelpunt van de goddelijke Zon, net zoals de zonnestralen weerkaatsen op het oppervlak van de aarde – niet één ervan treedt buiten het centrum, dat God is. De ziel die mijn Wil doet is alleen de edele koningin die zich voedt vanuit mijn adem, omdat zij haar eten en drinken nergens vandaan haalt dan uit mijn Wil en door zich te voeden vanuit mijn allerheiligste Wil zal zeer zuiver bloed in haar aders stromen en haar adem zal een welriekende geur verspreiden die mij helemaal op zal vrolijken, omdat die is ontstaan uit mijn eigen adem. Daarom wil Ik niet anders van jou dan dat je je gelukzaligheid vindt in de cirkel van mijn Wil, zonder daar ooit buiten te gaan, zelfs niet voor even”.

Terwijl Hij dit zei werd ik vanbinnen ongerust en bang dat wat Jezus zei kon betekenen dat Hij niet zou komen en ik vrede moest vinden in zijn Wil. O God, wat een dodelijke pijn! Wat raakte mijn hart bevangen! Maar Jezus, altijd welwillend, vervolgde: “Hoe kan Ik je verlaten terwijl je slachtoffer bent? Als je ophoudt slachtoffer te zijn, alleen dan zal Ik niet komen; maar zo lang je slachtoffer bent zal Ik Me altijd gedrongen voelen om te komen”.

Aldus leek het of ik de vrede had bewaard, maar ik voel me als het ware omgeven door de aanbiddelijk Wil van God, zodat ik geen opening vind om naar buiten te treden. Ik hoop dat Hij me altijd binnen deze cirkel zal houden die me totaal met God verenigt.



27 februari 1900

De goddelijke Wil bindt Jezus aan de ziel. Het grote kwaad van kletsen over iemand.

Toen ik me helemaal had overgegeven aan de lieflijke Wil van Ons Heer, zag ik mezelf innerlijk en uiterlijk helemaal omgeven door mijn lieve Jezus. Door de overgave aan Hem, had ik de indruk dat mijn wezen doorzichtig was geworden en waar ik ook keek kon ik mijn hoogste goed zien. Maar wat me verbaasde was dat mijn arme wezen, mijn wil, terwijl ik me innerlijk en uiterlijk omgeven zag door Jezus, Jezus omgaf als door een cirkel, zodat Hij geen opening kon vinden om er uit te geraken, omdat mijn wil, verenigd met de zijne, Hem geketend hield zonder ook maar de mogelijkheid om aan mij te ontsnappen. O wonderbaar geheim van de Wil van God onbeschrijflijk is uw geluk!

In deze toestand zei mijn gezegende Jezus: “Mijn dochter, in de ziel die volkomen getransformeerd is in mijn Willen vind Ik zoete rust. Haar ziel wordt voor Mij als een zacht voorwerp dat iemand die wil rusten geen hinder bezorgt, integendeel, zelfs als die mensen moe zijn en pijn hebben, schenkt de zachtheid en de vreugde van die voorwerpen, als zij die gebruiken om te rusten, hun als ze ontwaken sterkte en gezondheid. Zo is voor Mij de ziel die zich schikt in mijn Wil; en als beloning laat Ik Me binden door haar wil en Ik laat de goddelijke Zon in haar schijnen als op ‘t warmste moment van de dag”. Toen Hij dit gezegd had verdween Hij.

Later nadat ik de Communie had ontvangen kwam Hij terug en bracht me buiten mezelf. Ik kon veel mensen zien en Jezus zei: “Zeg hun, hoe groot kwaad zij doen door te kletsen over elkaar. Zij wekken mijn verontwaardiging en met recht, omdat Ik zie dat zij, onderhevig aan dezelfde ellende en zwakheid, niets anders doen dan een oordeel uitspreken over elkaar. Als zij dit elkaar aandoen, wat moet Ik die zuiver en heilig ben dan met hen doen? In de mate van hun liefde voor elkaar, in die mate ben Ik geneigd barmhartig te zijn jegens hen”. Jezus zei dit tegen mij, en ik herhaalde het voor die mensen, en toen trokken we ons terug.


2 maart 1900

De vereniging van wil bindt de ziel het meest aan Jezus.

Vanmorgen na de Communie verscheen mijn lieve Jezus aan het kruis en ik voelde me inwendig gedrongen mij in Jezus te spiegelen om te kunnen worden als Hij, en Jezus weerspiegelde zich in mij, om mij meer op Hem te doen lijken. Ondertussen voelde ik de pijnen van mijn gekruisigde Heer die Hij bij mij liet binnendringen en met al zijn goedheid zei Hij: “Ik wil dat lijden je voedsel is, niet alleen als lijden, maar als de vrucht van mijn wil. De innigste kus die onze vriendschap hechter maakt is onze eenheid van wil en de onlosmakelijke band in voortdurende omhelzing zal het onophoudelijk lijden zijn”.

Terwijl Hij dit zei, maakte de gezegende Jezus de spijkers los, nam zijn kruis en legde dat binnen in mijn lichaam en ik werd zo uiteengetrokken dat ik voelde hoe mijn beenderen werden ontwricht. Bovendien doorboorde een hand, maar ik kan niet met zekerheid zeggen wiens hand het was, mijn handen en voeten. Jezus die op het kruis zat wat binnen in mij lag, had zo‘n welbehagen in mijn lijden en in degene die mijn handen doorboorde en Hij vervolgde: “Nu kan Ik rusten, Ik hoef zelfs niet de moeite te nemen om je te kruisigen, omdat de gehoorzaamheid alles zelf wil doen en Ik laat je graag achter in de handen van de gehoorzaamheid”. En vlug kwam Hij van het kruis af en legde zich te rusten op mijn hart. Wie beschrijft hoeveel ik leed in die situatie? Na lange tijd in zo’n toestand deed Jezus geen moeite om zoals anders mij terug te brengen in mijn natuurlijke toestand. Ik kon niet langer die hand zien die mij aan het kruis had vastgemaakt. Ik zei dit tegen Jezus en Hij antwoordde: “Wie legde je op het kruis? Deed Ik dat misschien? Het was de gehoorzaamheid en de gehoorzaamheid moet jou eraf nemen”.
Het leek deze keer een grapje en door zijn zeer grote genade verkreeg ik dat de gezegende Jezus me bevrijdde.


7 maart 1900

De ziel die zich voegt naar de Goddelijke Wil bindt God aan zich.

Vanmorgen, toen ik me buiten mezelf aantrof, moest ik overal rond gaan om mijn gezegende Jezus te vinden. Gelukkig kwam ik terecht in een kerk en ik vond Hem op een altaar waar het goddelijke offer werd opgedragen. Ik rende direct op Hem toe, omhelsde Hem en zei: “Eindelijk heb ik U gevonden! U liet me overal zoeken zo dat ik er doodmoe van werd en U bent hier”.

En Hij keek ernstig naar mij, niet met de gewone welwillendheid en zei: “Vanmorgen voelde Ik Me erg verbitterd en Ik voelde me genoodzaakt om kastijdingen toe te passen om Me van deze last te bevrijden”. En ik reageerde direct: “Mijn liefste, geen probleem, dat zullen we eens vlug oplossen; U stort uw bitterheid uit in mij en aldus wordt U bevrijd van deze last, nietwaar?” En minzaam reagerend op mijn woorden, stortte Hij zijn bitterheid in me uit. Nadien omhelsde Hij me innig en Hij vervolgde, alsof Hij zich bevrijd had van een zware last: “De ziel die zich voegt naar mijn Wil, weet hoe te infiltreren in mijn macht om Mij totaal aan zich te binden en naargelang haar wensen ontwapent ze Mij als ze dat wil. Ach, dochtertje – hoe dikwijls weet je Me te binden!” En terwijl Hij dit zei, zag Hij er weer lieflijk en welwillend uit zoals gewoonlijk.


9 maart 1900

Genade is als de zon.

Omdat ik wat in de war was vanwege iets wat niet nodig is om hier te zeggen, wilde mijn geest wat afdwalen om zo mijn verwardheid te bedaren en mijn vrede te bewaren. Maar de gezegende Jezus wilde tegen mijn wil ingaan en verhinderde dat ik zag wat ik wilde; en omdat ik bleef verlangen om te zien, zei Hij: “Waarom wil je wat afdwalen? Weet je niet dat iemand die mijn Wil verlaat, weg gaat van het licht en zich op sluit in de duisternis?” En omdat Hij me bijna wilde afleiden van wat ik wilde, bracht Hij me buiten mezelf en veranderde van onderwerp en vervolgde: “Kijk eens hoe ondankbaar mensen zijn tegenover Mij. Het zonlicht vervult de hele aarde van het ene eind tot het andere, zodat er geen land is dat niet geniet van de weldaden van het licht en er is niemand die kan klagen dat hij die weldadige invloed niet kan ondergaan. In feite bekleedt de zon het hele universum en neemt het a.h.w. ter hand om licht te kunnen geven aan allen. Alleen wie ontglipt aan zijn hand en zich gaat verbergen op donkere plaatsen kan klagen over gebrek aan licht; en toch blijft de zon zijn beminnelijke taak vervullen en houdt niet op wat glimpen licht door zijn vingers te laten glippen. Zo is mijn genade, waarvan de zon een beeld is, die de mensen overal overvloedig bedeelt: arm en rijk, onwetend en geleerd, christenen en ongelovigen – niemand, echt niemand kan zeggen dat hij niets krijgt, omdat het licht der waarheid en de invloed van mijn genade de aarde vervult, meer dan de zon midden op de dag.

Maar wat een pijn voor Mij als Ik mensen zie die met gesloten ogen in dit licht lopen en mijn genade benaderen met de walgelijke stroom van hun ongerechtigheid, dit licht uit de weg gaan en vrijwillig op duistere plekken leven temidden van wrede vijanden. Zij worden blootgesteld aan duizend gevaren, omdat zij, zonder licht, niet zeker kunnen weten of zij verkeren te midden van vrienden of vijanden en of zij de gevaren vermijden die hen omgeven.

Ach, als de zon verstand had en de mens het licht zou kunnen beledigen en sommigen van hen zo ondankbaar werden om het licht te ergeren en het niet te zien, dat ze hun ogen zouden uitrukken om met meer zekerheid in het duister te leven – ach, in plaats van licht uit te zenden, zou de zon jammeren en huilen van verdriet en zo de hele natuur ontwrichten. Dat wat men echter tot ieders afschuw zou doen met het natuurlijke licht doet de mens in zijn buitensporigheid met mijn genade, als men er zo mee omgaat. Maar mijn genade, altijd welwillend tegenover hen, zendt temidden van die duisternis en de krankzinnigheid van hun blindheid altijd wat lichtflitsen, omdat mijn genade niemand in de steek laat. Het is de mens die haar vrijwillig uit de weg gaat en de genade, die hem niet binnen haar bereik heeft, probeert hem te volgen met wat lichtflitsen”.

Bij deze woorden was mijn lieve Jezus buitengewoon bedroefd en ik deed al het mogelijke om Hem te troosten en smeekte Hem zijn bitterheid in mij uit te storten. En Hij vervolgde: “Draag het samen met Mij als Ik voor jou oorzaak van droefheid ben, want soms voel Ik me genoodzaakt om tegenover mijn geliefde zielen mijn pijn door de ondankbaarheid van mensen uit te spreken, om hun harten te bewegen eerherstel te brengen voor zulk een buitensporigheid en medelijden te hebben met die mensen”.
En ik: “Heer, ik zou zo graag willen dat U mij het delen in uw pijnen niet onthoudt”. En toen ik probeerde nog iets te zeggen ging Hij van me weg en ik keerde weer terug in mezelf.


10 maart 1900

De uitwerking van het lijden en de gehoorzaamheid.

Vanmorgen na de Communie zag ik mijn lieve Jezus als kind met een lans in zijn hand met de bedoeling mijn hart te doorboren; en omdat ik iets tegen mijn biechtvader had gezegd waarover Hij mij wilde berispen zei Jezus me: “Jij wilt het lijden uit de weg gaan en Ik wil dat je een nieuw leven begint van lijden en gehoorzaamheid”. En terwijl Hij dit zei doorboorde Hij mijn hart met de lans en toen vervolgde Hij: “Net zoals het vuur brandt naargelang het hout wat er op gegooid is, en het dus heviger brandt en doet opbranden wat er opgegooid wordt. – en hoe groter het vuur, hoe groter de hitte en het licht – zo geldt voor lijden en gehoorzaamheid het zelfde; hoe heviger het lijden, hoe beter de ziel in staat is de materie te vernietigen en gehoorzaamheid geeft de gewenste vorm, als zachte was”.


11 maart 1900

Ontmoeting met een ziel in het vagevuur.

Het blijft altijd gaan op dezelfde wijze. Vanmorgen zag ik mijn goede Jezus bedroefder dan anders en Hij dreigde dat veel mensen zouden sterven en ik zag dat in bepaalde steden velen inderdaad stierven. Toen kwam ik langs het vagevuur en toen ik een overleden vriendin van me herkende, vroeg ik haar verschillende dingen over mijn toestand, vooral of mijn toestand de Wil van God was en of het Jezus is die komt of de duivel. Dus zei ik haar: “Omdat jij voor de Waarheid staat en je dingen met grote helderheid kent zonder dat je je kunt misleiden, kun je me de waarheid vertellen over wat mij aangaat”.

En ze zei me: “Wees niet bang, jouw toestand is de Wil van God en Jezus houdt erg veel van je – daarom openbaart Hij zich graag aan jou”. Ik maakte sommige van mijn twijfels aan haar duidelijk en vroeg of ze zo vriendelijk wilde zijn om in het licht der waarheid te zien of deze waar of vals waren en of ze zo lief wilde zijn om me dit te komen vertellen; als tegenprestatie zou ik voor haar een mis laten opdragen”.
En zij vervolgde: “Als de Heer het wil, want wij gaan zo op in God dat we zelfs niet met onze ogen kunnen knipperen, als Hij het er niet mee eens is. We verblijven in God zoals iemand verblijft in een ander lichaam, die alleen kan denken, spreken, kijken, werken en lopen in zoverre dat lichaam dat hem omgeeft, het hem toestaat. In feite is het voor ons niet zoals voor jullie die je laat leiden door je vrije wil, je eigen wil; voor ons is er geen sprake van onze wil, onze wil is alleen de Wil van God – daarvan leven wij, daarin vinden we al onze voldoening en Die maakt al het goede en onze glorie uit. En terwijl ze een onuitsprekelijke voldoening uitstraalde over deze Wil van God, gingen we uit elkaar.


14 maart 1900

Hoe zielen aan te trekken naar het katholicisme.

Omdat mijn biechtvader me had opgedragen om de Heer te smeken dat Hij me zou tonen wat er gedaan moet worden om zielen naar het katholicisme te trekken en zoveel ongeloof uit te roeien, bad ik verscheidene dagen en de Heer verwaardigde zich niet om Zich op dit punt te openbaren.
Tenslotte bevond ik me vanmorgen buiten mezelf en werd ik overgebracht naar een tuin die de tuin van de Kerk leek te zijn en daar waren veel priesters en andere hoogwaardigheidsbekleders die over dit onderwerp spraken. Terwijl zij in gesprek waren, kwam er een enorme grote en sterke hond te voorschijn en de meesten waren zo bang en zo uitgeput alsof ze gebeten waren door dat beest en zij maakten zich als lafaards uit de voeten. Die woeste hond kreeg geen kans om degenen te bijten die Jezus als het centrum in hun hart hadden, bij wie Jezus aldus de kern vormde van hun actie, gedachten en verlangen. O ja, Jezus beschermde deze mensen en dat beest werd zo zwak dat het zelfs geen kracht had om te ademen.

Welnu, toen zij in gesprek waren hoorde ik Jezus achter mij zeggen: “Alle anderen gemeenschappen weten wie er bij hen horen, alleen mijn Kerk weet niet wie haar kinderen zijn. De eerste stap is te weten komen wie er tot Haar behoren, en dat kun je te weten komen door op een dag een bijeenkomst te organiseren waarop je hen uitnodigt, zodat wie katholiek is naar de afgesproken plaats kan komen en daar gaan ze, met de hulp van katholieke leken, beslissen wat raadzaam is om te doen.
De tweede stap is die katholieken die daar zijn aan te zetten om te biechten, wat het belangrijkste is om de mens tot vernieuwing te brengen en ware katholieken te vormen. En dit niet alleen voor degenen die aanwezig zijn, maar zij moeten de leiders verplichten dat zij hun kerkleden tot de biecht brengen; en als dat niet lukt op een vriendelijke manier moeten zij hen uitsluiten. Als iedere priester eenmaal een kern van katholieken heeft gevormd, dan kunnen zij verder gaan met volgende stappen. In feite lijkt het zien van het juiste ogenblik, de manier waarop je contact maakt met andere gemeenschappen en hoe voorzichtig je jezelf manifesteert op het snoeien van bomen dat zorgt voor grote en rijpe vruchten. Maar als de boom niet wordt gesnoeid zorgt die inderdaad voor een mooie opbrengst van blad en bloem, maar zo gauw er vorst komt of het waait vallen de bloemen af en blijven de bomen kaal, omdat de bomen geen sappen genoeg hebben en geen energie om zo veel bloesem uit te laten groeien tot vruchten. Hetzelfde gebeurt wat betreft godsdienst: eerst moet er een geschikte gemeenschap van katholieken zijn om andere gemeenschappen te kunnen ontmoeten en dan kun je dieper doordringen in andere gemeenschappen om één gemeenschap te vormen”.

Hierna hoorde ik hem niet meer en zelfs zonder Hem te zien bevond ik me weer in mezelf. Wie kan mijn pijn verwoorden dat ik de gezegende Jezus de hele dag niet gezien had en de tranen die ik had vergoten!


15 maart 1900

Jezus voelt zich ontwapend door de slachtofferzielen.

Omdat Hij weg bleef werd ik verteerd door verdriet en ik voelde me zo koortsachtig dat ik leek te ijlen. Welnu, omdat mijn biechtvader kwam om het goddelijk offer op te dragen, kreeg ik de Communie, maar ik kon mijn lieve Jezus niet zien zoals gewoonlijk, dus begon ik met mijn nonsens: “Zeg me toch, mijn hoogste goed, waarom laat U U niet zien. Deze keer komt het me voor dat ik geen aanleiding heb gegeven om U terug te trekken! Hoe kunt U me zo achterlaten? Ach, zelfs vrienden op deze aarde gedragen zich niet zo, als ze moeten scheiden, zeggen ze elkaar tenminste vaarwel – en U? U zegt me zelfs niet vaarwel? Hoe is dat mogelijk? Is dat nu een manier? Vergeef me als ik zo spreek, het is de koorts die me doet ijlen en me tot dwaasheid brengt”. Wie beschrijft al de nonsens die ik Hem zei? Het lijkt op verkwisting van tijd.

Welnu, terwijl ik ijlde en weende, toonde Jezus eerst een hand, dan een arm. Toen zag ik mijn biechtvader die me opdroeg de kruisiging te ondergaan en Jezus toonde zich als het ware gedwongen door gehoorzaamheid en direct zij ik Hem: “Waarom liet U zich niet zien?” En Hij, zeer ernstig, zei: “ ‘t Is niets… Ik wil de aarde kastijden en als Ik zelfs maar met één schepsel een goede relatie heb, voel Ik me ontwapend en heb Ik geen kracht om de kastijdingen door te laten gaan, omdat jij, als Ik me laat zien en jij ziet dat Ik kastijdingen moet zenden, begint te zeggen: ‘Stort die in mij – laat mij lijden’, en dan voel Ik me overgehaald door jou, dus kom Ik nooit toe aan de kastijdingen en de mensen worden steeds brutaler”.

Welnu, toen mijn biechtvader de eis van de gehoorzaamheid bleef herhalen door mij de kruisiging te laten ondergaan, reageerde Jezus zelfs maar langzaam bij het vragen van deze gehoorzaamheid, niet zoals de andere keren, toen Hij onmiddellijk wenste dat ik me onderwierp. Hij zei: “En jij, wat wil jij doen?” En ik: “Heer wat U maar wilt” Zich wendend tot mijn biechtvader zei Hij hem met een ernstig gezicht: “Wilt ook u Mij aan banden leggen door haar in gehoorzaamheid te laten lijden?” En terwijl Hij dit zei begon Hij mij te laten delen in de pijnen van het kruis. Toen leek Hij tot rust gebracht en stortte zijn bitterheid uit en toen vervolgde Hij: “Waar is je biechtvader?” En ik: “Heer, ik weet niet waar hij naar toe ging: ik zie hem inderdaad niet meer bij ons”. En Hij: “Ik wil hem zien, omdat Ik hem wil verkwikken zoals hij Mij verkwikte”.


17 maart 1900

Het verdriet van de Paus. Nederigheid.

Vanmorgen toonde de gezegende Jezus me de H. Vader met gespreide vleugels, op zoek naar zijn kinderen om hen te verzamelen onder zijn vleugels; en ik kon zijn klachten horen: “Mijn kinderen, mijn kinderen, hoe dikwijls heb ik geprobeerd jullie te verzamelen onder mijn vleugels – en jullie ontsnappen me! O, alsjeblief, luister naar mijn klagen en heb medelijden met mijn verdriet”. En terwijl Hij dit zei weende hij bitter, Het leek of het niet alleen de leken waren die de Paus in de steek lieten, maar ook priesters en deze bezorgden de H. Vader nog groter verdriet. Hoe meelijwekkend was het om de Paus in deze situatie te zien. Hierna zag ik Jezus die zich voegde bij het klagen van de H. Vader en er aan toevoegde: “Weinigen zijn trouw gebleven en deze weinigen trekken zich terug als vossen in hun holen. Zij zijn bang zich bloot te geven om hun kinderen weg te houden van de wolven. Zij spreken, zij doen voorstellen, maar het zijn allemaal woorden die wegwaaien in de wind. – Zij komen nooit tot daden”. Na deze woorden verdween Hij.

Een ogenblik later kwam Hij terug. Ik voelde me vanbinnen tot niets worden in de aanwezigheid van Jezus, en Hij zag dat en zei: “Mijn dochter, hoe meer je jezelf binnen in je vernedert, des te meer ben Ik
geneigd Me te vernederen tegenover jou en je te vervullen van mijn genade. Zo wordt nederigheid de drager van licht”.


20 maart 1900

Jezus wordt gedwongen om te kastijden en de slachtofferziel probeert Hem tevreden te stellen.

Na de Communie nodigde mijn lieve Jezus me uit om met Hem weg te gaan, op voorwaarde echter, dat ik, waar ik ook zou zien dat Jezus vanwege de zonden werd gedwongen te kastijden, Hem niet zou tegen houden. Op deze voorwaarde gingen we op pad, de aarde rond. Aanvankelijk begon ik gebieden te zien, niet zo ver van ons weg, die alle verdord waren, vooral op bepaalde punten; dus keerde ik me tot Hem en zei: “Heer, hoe kunnen deze arme mensen verder als zij geen voedsel hebben? O alstublieft! U kunt alles – net zoals U het liet verdorren, maak het weer groen alstublieft”. En omdat Hij de doornenkroon droeg reikte ik hem mijn hand en zei: “Mijn hoogste goed, wat hebben deze mensen U aangedaan? Hebben zij U deze doornenkroon opgezet? Welaan dan, geef die aan mij, dan zijt Ge tevreden en zult Ge hun voedsel geven zodat ze niet omkomen”. En ik nam die van Hem af en duwde die op mijn hoofd.

Terwijl ik dit deed zei Jezus: “Het lijkt dat Ik jou niet mee kan nemen, want jou meenemen en niets meer kunnen doen is hetzelfde”. En Ik: “Heer, ik heb niets gedaan; vergeef me als U weet dat ik iets verkeerd heb gedaan, maar O, alstublieft neem me met U mee!” En Hij: “Jouw manier van doen houdt Me overal vast”. En Ik: “Het is niet ik die dit doe. Uzelf laat me zo handelen omdat ik als ik bij U ben, zie dat alles van U is en als ik niet zorg voor uw aangelegenheden lijkt het of ik geen zorg draag voor Uzelf. Daarom moet U me vergeven als ik zo te werk ga, omdat ik dat doe uit liefde voor U en hierom kunt U me toch niet wegsturen”. Dus gingen we verder rond. Ik vertelde Hem zo weinig mogelijk over bepaalde dingen zodat Hij niet zou kastijden om geen aanleiding te geven dat ik weg moest gaan en zijn lieflijke aanwezigheid zou moeten missen. Maar waar ik niet anders kon, begon ik Hem tegen te spreken. We kwamen op een plaats in Italië, waar ze een plan beraamden wat grote wanorde zou veroorzaken, maar ik begreep niet wat het was omdat Jezus, toen ik begon te zeggen: “Heer, sta dit niet toe arme mensen! Hoe moeten ze verder?” zag dat ik aandrong en het Hem wilde beletten, me uitdrukkelijk zei: “Ga weg, ga weg”. En Hij deed een gordel met spijkers en pinnen af die Hij droeg en die in zijn vlees drong en die Hem erg veel pijn deed en vervolgde: “Ga weg en neem deze gordel mee, want dat zal me veel verlichting geven”. En ik: “Ja ik zal die zelf dragen in uw plaats, maar laat me toch bij U zijn!” En Hij: “Nee, ga weg!” En Hij zei dit met zo veel gezag, dat ik er geen weerstand aan kon bieden en in één ogenblik bevond ik me weer in mezelf en ik kon niet begrijpen waar dat plan over ging.


25 maart 1900

Het mensgeworden Woord is als een zon voor de zielen.

Toen mijn aanbiddelijke Jezus vanmorgen kwam zei Hij: “Net zoals de zon het licht van de wereld is, zo werd het woord van God, door mens te worden het licht voor de zielen. En net zoals de materiële zon licht geeft voor allen en voor ieder persoonlijk, zodat iedereen er van kan genieten of het zijn eigen bezit is, op dezelfde wijze is het Woord, terwijl het licht geeft aan iedereen, voor ieder persoonlijk de zon, zodat iedereen deze goddelijke zon bezit alsof die voor hem alleen is”.

Wie kan zeggen wat ik begreep over dit licht en de weldadige overvloedige uitwerking in de zielen die deze zon behouden alsof het hun bezit is? Het komt mij voor dat de ziel die dit licht bezit de duisternis verdrijft, net zoals de materiële zon als zij aan de horizon verschijnt het duister van de nacht verdrijft. Als de ziel koud is, verwarmt dit goddelijk licht haar; als zij zonder deugd is, bevrucht het haar, als zij wordt overmand door de lastige ziekte van de lauwheid neemt zij met haar warmte dat slechte sap op. Kortom, om het niet te lang te maken, deze goddelijke zon die haar binnentrekt in het centrum van haar sfeer, bestraalt de ziel en transformeert de ziel uiteindelijk in puur licht.

Omdat ik me heel moe voelde hierna, zei Jezus omdat Hij me wat wilde opmonteren “Vanmorgen wil Ik wat behagen scheppen in jou” En Hij begon met zijn gebruikelijke liefdeslisten.


1 april 1900

Begeerten veranderd in deugden.

Na lang wachten verscheen mijn lieve Jezus in mijn hart. Het kwam mij voor dat ik een stralende zon zag en toen ik in het centrum van deze zon keek, kon ik het gelaat van Ons Heer zien. Maar wat me verbaasde was dat ik veel jonge vrouwen zag binnen in mijn hart, gekleed in het wit, met een kroon op hun hoofd, rondom deze goddelijke zon, die zich koesterden in de stralen van deze zon. O, wat waren ze mooi – bescheiden, nederig, vol aandacht voor Jezus, vol vreugde om Hem.

Ik begreep de betekenis hiervan niet en een beetje ongerust vroeg ik Jezus me uit te leggen wie die jonge vrouwen waren; en Jezus zei: “Deze jonge vrouwen waren je begeerten, die nu door mijn genade veranderd zijn in vele deugden die mijn edele hofhouding vormen en allen tot mijn beschikking zijn. En als beloning blijf Ik hen voeden met mijn voortdurende genade”. O Heer, maar ik voel me zo slecht dat ik me schaam!


2 april 1900

Jezus oordeelt naargelang de wil waarmee men handelt.

Vanmorgen had ik zeer veel te lijden vanwege de afwezigheid van mijn lieve Jezus; Hij maakte mijn pijn weer goed door een verlangen van mij te vervullen n.l. ik wilde iets weten waar ik al heel lang naar had verlangd. Ik dwaalde toen rond op zoek naar Jezus; nu eens riep ik om Hem in gebed, dan met tranen, dan weer met gezang – wie weet werd Hij geraakt door mijn stem en liet Hij zich zo vinden; maar het was alles tevergeefs. Ik herhaalde mijn klagen; Ik vroeg naar Hem bij iedereen die ik tegenkwam. Tenslotte, toen mijn hart dreigde te sterven en niet meer kon, vond ik hem. Maar ik kon Hem op de rug zien en toen ik me herinnerde hoe ik Hem wat weerstand bood, wat ik wil noteren in het boek van mijn biechtvader, vroeg ik Hem vergeving; dus kwam het me voor dat we het eens waren; zodat Hij zelf me vroeg wat ik wilde. En ik zei Hem: “Leer me alstublieft uw Wil kennen wat betreft mijn toestand, vooral wanneer ik wat te lijden heb en U niet komt; en als U wel komt is het maar heel even. Dus als ik U niet zie, voel ik mijn zintuigen actief in mij en in deze toestand heb ik het gevoel dat ik iets van mezelf toevoeg en dat het niet nodig is te wachten op mijn biechtvader om mij uit die toestand te bevrijden.

En Jezus: “Of je nu lijdt of niet; of Ik kom of niet, jij bent altijd een slachtofferziel; vooral omdat dit mijn en jouw wil is en ik oordeel niet over de werken die je doet, maar over de wil waarmee men werkzaam is”. “Mijn Heer, ik ben blij met wat U zegt, maar het komt mij voor dat ik nutteloos ben en er veel tijd wordt verknoeid en ik voel me ongerust en bang… En als dan mijn biechtvader komt en mijn ziel kwelt omdat het misschien niet uw Wil is”. En Hij: “Het is zonde als je het uit de weg gaat – zelfs een schaduw ervan, maar voor het overige moet je geen zorgen maken”. En ik: “als het is het uw Wil niet is, waarom dan daarin blijven?” En Hij: “O, het lijkt of mijn dochter de toestand van slachtofferziel wil ontvluchten hè?” En ik, met een hoogrode kleur: “Nee Heer, ik zeg dit wat betreft de keren dat U me niet laat lijden en U niet komt; laat me toch lijden dan heb ik geen zorgen”.

En Jezus: “Het lijkt me dat je wilt vluchten. Bovendien weet jij wanneer ik van plan ben te komen en mijn pijnen aan je overdraag, of dat nu het eerste, tweede, derde of zelfs het laatste uur is. Dus als je je van Mij verwijdert en probeert weg te gaan, hou je je bezig met iets anders en als Ik dan kom, zal Ik je onvoorbereid vinden en Ik zal omkeren en ergens anders naar toe gaan”. En ik, heel geschrokken: “Moge dit nooit gebeuren, o Heer! Ik wil niets anders dan uw allerheiligste Wil”. En Hij: “Blijf kalm en wacht op je biechtvader”. Toen Hij dit gezegd had verdween Hij.

Het leek of ik me een heel stuk lichter voelde door deze woorden van Jezus, maar desondanks is de smartvolle pijn dat Jezus me berooft van zichzelf niet minder geworden.


9 april 1900

Overgave aan God.

Vanmorgen na de Communie werd ik overmand door bitterheid, omdat ik mijn hoogste goed, Jezus niet zag. Ik voelde me heel ongerust toen Hij zich plotseling liet zien en me bijna verwijtend zei: “Weet je niet, dat je niet overgeven aan Mij, hetzelfde is als de rechten van mijn Godheid willen toe-eigenen en Me zo erg beledigen? Geef je daarom over, zoek kalmte in Mij en je zult vrede vinden en als je vrede vindt zul je Mij vinden”.
Na dit gezegd te hebben, verdween Hij plotseling en liet zich niet zien. Ach, Heer, wilt U zelf mij brengen tot overgave en houdt U me goed vast in uw armen zodat ik nooit meer ontsnap; anders zal ik altijd weer pogen te ontsnappen, al is het maar even.


10 april 1900

Het verlangen om Jezus te zien trekt Hem naar de ziel.

De gezegende Jezus blijft maar weg. O God, wat is Hem missen een onuitsprekelijke pijn. Ik probeerde zoveel ik kon de vrede te bewaren en me aan Hem over te geven, maar – nee! Mijn arme hart kon het niet meer uithouden. Ik probeerde het te kalmeren en zei: “Mijn hart, laat ons nog even wachten; wie weet komt Hij. Laat ons wat listen toepassen om Hem hier naar toe te trekken”. Dus richtte ik me tot Hem en zei: “Heer, kom nu toch, het wordt al laat en u bent er nog niet? Vanmorgen probeerde ik zo kalm mogelijk te blijven; toch laat U zich niet vinden. Heer, ik bied U het martelaarschap van U te missen aan als een bewijs van liefde en als een cadeautje om U aan te zetten om te komen. Het is waar dat ik niet waardig ben, maar het is niet vanwege mijn waardigheid dat ik naar U zoek; ik doe het eerder uit liefde en omdat ik zonder U geen leven meer in me voel”. En omdat Hij niet kwam zei ik Hem: “Heer, òf U komt, òf ik blijf U vermoeien met mijn woorden; en als U het genoeg vindt… zelfs dan gaat ge niet komen, hè! Maar wie kan al die nonsens na vertellen? Ik zei Hem zoveel dat het te ver zou voeren om alles te zeggen.

Hierna zag ik mijn lieve Jezus even bewegen in mijn binnenste alsof Hij net wakker werd. Toen kon ik Hem helderder zien en Hij bracht me buiten mezelf en zei: “Net zoals een vogel zijn vleugels uitslaat als hij gaat vliegen, zo slaat de ziel de vleugels van nederigheid uit als haar verlangens haar in beweging brengen en op dat ogenblik zendt ze een magneet die Mij aantrekt en terwijl ze haar vleugels uitslaat om naar Mij te komen, sla Ik de mijne uit om naar haar te gaan”.
Ach Heer, het laat zien dat ik de magneet van de nederigheid mis! Als ik de magneet van de nederigheid overal op mijn levenspad zou kunnen gebruiken, zou ik niet zoveel moeite hebben om steeds maar te wachten op uw komst.


16 april 1900

De drie stempels op het paspoort naar de gelukzaligheid op aarde. Een complot tegen de Kerk.

Na bittere dagen van ontbering en verwijten van de gezegende Jezus vanwege mijn ondankbaarheid en verzet tegen zijn Wil en zijn genaden, zei Hij vanmorgen toen Hij kwam: “Mijn dochter, het paspoort voor de gelukzaligheid die de ziel op deze aarde kan bereiken moet drie stempels hebben: overgave, nederigheid en gehoorzaamheid.

Volmaakte overgave aan mijn Wil is de was die onze willen versmelt tot eenheid; het is suiker en honing. Bij een weinig verzet tegen mijn Wil valt de was uiteen, de suiker wordt bitter en de honing wordt vergif.

Welnu, het is niet voldoende om zich over te geven, maar de ziel moet overtuigd zijn dat altijd mijn Wil doen het grootste goed voor haarzelf is en de beste manier om Mij te verheerlijken”. Hier is de stempel van de nederigheid nodig, omdat nederigheid deze kennis voortbrengt.

Maar wie veredelt deze twee deugden? Wie versterkt die; wie maakt die volhardend, wie ketent die zo aan elkaar dat ze niet te scheiden zijn, wie kroont ze? Gehoorzaamheid. O ja, als je je eigen wil en alles wat materie is volledig op zei zet, bezielt de gehoorzaamheid alles en wordt als een kroon rondom je. Aldus worden overgave en nederigheid zonder gehoorzaamheid wankel, maar met gehoorzaamheid worden die stevig en stabiel. Hier blijkt de absolute noodzaak van de stempel van de gehoorzaamheid: zodat dit paspoort toegang geeft tot het rijk van spirituele gelukzaligheid, waarvan de ziel hier beneden kan genieten. Zonder deze drie stempels zal het paspoort geen waarde hebben en de ziel zal de toegang worden geweigerd tot het rijk van de gelukzaligheid, en zij zal niet anders kunnen dan blijven in het rijk van rusteloosheid, angst en gevaren; en zij zal tot haar ongeluk zichzelf als god hebben, en dit zelf heeft als gevolg hoogmoed en opstand”.

Hierna bracht Hij me buiten mezelf, in een tuin, die de tuin van de Kerk leek. Daar zag ik vijf, zes mensen, priesters en leken die verdwaald waren en die samen met vijanden van de Kerk een revolutie begonnen. Hoe meelijwekkend was ‘t om de gezegende Jezus te zien wenen om de droevige toestand van deze mensen. Toen keek ik naar de lucht en ik zag een wolk waaruit veel grote stukken ijs op de aarde vielen. Wat een ramp veroorzaakten die voor de oogst en voor de mensheid! Maar ik hoop dat Hij zal kalmeren. Ongeruster dan tevoren kwam ik weer tot mezelf.


20 april 1900

Het kruis schenkt ons de gelaatstrekken en de gelijkenis met Jezus.

Mijn aanbiddelijke Jezus blijft komen, maar even, als een schaduw en zelfs als hij komt zegt Hij niets. Nadat Hij vanmorgen wel twee keer in mij de pijnen van het Kruis hernieuwde keek Hij vol tederheid naar mij tijdens de krampen door het inslaan van de spijkers en Hij zei: “Het kruis is een spiegel waarin de ziel de Godheid bewondert en als zij zichzelf hierin ziet, krijgt ze de gelaatstrekken en de gelijkenis van God. Het kruis moet niet alleen bemind en begeerd worden, maar men moet het beschouwen als een eer en een glorie. Dit is handelen als God en worden als God door deelname, omdat Ik alleen verheerlijkt werd door het kruis en het lijden beschouwde als een eer, en ik had het zo lief dat Ik mijn hele leven geen moment zonder het kruis wilde zijn”.

Wie kan zeggen wat ik door dit spreken van de gezegende Jezus begreep over het kruis? Maar ik val stil als ik het in woorden wil uitdrukken. Ach Heer, ik smeek U mij altijd aan het kruis genageld te houden, zodat ik, met deze goddelijk spiegel altijd voor ogen, mijn ziel mag zuiveren en steeds meer mag lijken op uw schoonheid.


21 april 1900

Meer dan een sacrament, drukt het kruis Gods stempel op de ziel.

Zoals gewoonlijk, of liever een beetje ongerust over iets wat hier niet verteld hoeft te worden, zei mijn lieve Jezus, toen Hij kwam: “En het zijn heilige vaten en af en toe is het nodig die te reinigen. Jullie lichamen zijn als vele heilige vaten waarin Ik verblijf; daarom is het nodig dat Ik die af en toe reinig – dat wil zeggen dat ik wat leed veroorzaak zodat Ik er in kan verblijven met meer decorum. Wees daarom kalm!”

Toen Hij later, na de communie, in mij de pijnen van de kruisiging hernieuwde vervolgde Hij: “Mijn dochter, hoe kostbaar is het kruis! Kijk eens, als Ik mezelf geef aan de ziel verenigt het sacrament van mijn Lichaam haar met Mij, het vormt haar zodanig om, dat zij één wordt met Mij. Maar als de gedaanten zijn verteerd houdt de vereniging, die er werkelijk was, op te bestaan. Zo niet met het kruis. Het Kruis verenigt God voor altijd met de ziel en tekent haar voorzeker met het zegel van het kruis. Daarom drukt het kruis Gods stempel in de ziel, zodat er nooit scheiding is tussen God en de gekruisigde ziel.


23 april 1900

Overgave is olie die zalft.

Vanmorgen bevond ik me buiten mezelf en ik zag mijn lieve Jezus zeer veel lijden en ik smeekte Hem zijn pijnen met mij te delen en Hij zei: “Jij lijdt ook. Liever gezegd, Ik zal jouw plaats innemen en jij neemt de taak van mijn verpleegster op je”.
Dus kwam het me voor dat Jezus op mijn bed ging liggen en naast Hem controleerde ik zijn hoofd en één voor één verwijderde ik de doornen uit zijn hoofd. Toen ging ik naar zijn lichaam en verzorgde al zijn wonden; ik verwijderde het bloed, kuste die, maar ik had niets om die te zalven en zo de krampen te milderen, toen ik merkte dat er olie uit mijn lichaam kwam. Ik zalfde daar mee de wonden van Jezus, maar met enige bezorgdheid omdat ik niet begreep wat de betekenis was van die olie die uit mij kwam.

Maar de gezegende Jezus maakte me duidelijk dat overgave aan de goddelijke Wil olie is die niet alleen onze pijn zalft en mildert, maar tegelijkertijd de kramp van Jezus’ wonden. Na deze taak ‘n tijd voor mijn lieve Jezus verricht te hebben, verdween Hij en ik kwam weer tot mezelf.


24 april 1900

De Eucharistie en het lijden.

Vanmorgen na de communie kwam het me voor dat mijn biechtvader de bedoeling had om mij de kruisiging te laten ondergaan en op hetzelfde ogenblik zag ik mijn engelbewaarder die mij op het kruis legde om me te laten lijden. Hierna zag ik mijn lieve Jezus die medelijden met me had en zei: “Ik ben jouw verkwikking en mijn verkwikking is jouw lijden”. En Hij toonde zich onuitsprekelijk tevreden met mijn lijden en met mijn biechtvader die door middel van de gehoorzaamheid die hij me vroeg om te lijden, Hem deze verlichting had verschaft. Toen vervolgde Hij: “Omdat het sacrament van de Eucharistie de vrucht is van het kruis, voel Ik me meer geneigd om je te laten lijden als je mijn lichaam ontvangt. Als Ik je zie lijden komt het Me in feite voor dat Ik mijn lijden voortzet voor het heil van de zielen – niet mystiek maar werkelijk; en dit is een grote verlichting voor Mij, omdat Ik de ware vruchten van het kruis voor Mij en van de Eucharistie samen voeg”.

Hierna zei Hij: “Tot nu toe was het de gehoorzaamheid die je deed lijden; wil je me een plezier doen door Mij de kruisiging met mijn eigen handen te laten hernieuwen?” En ofschoon ik veel leed en de pijnen van het kruis opnieuw in mij hernieuwd werden zei ik: “Heer, ik ben in uw handen, doe met mij wat U maar wilt”. Heel tevreden begon Jezus dus weer de spijkers in mijn handen en voeten te slaan. Ik voelde zo’n intense pijn dat ik zelf niet weet hoe ik in leven bleef, maar ik was tevreden omdat ik Jezus tevreden stelde. Na de spijkers omgebogen te hebben ging Hij bij me staan en zei: “Maar hoeveel neemt je schoonheid toe in je lijden! O, wat heb Ik je lief! Mijn ogen worden getroffen als Ik naar je kijk, omdat zij mijn eigen beeld in jou zien”. En Hij zei nog veel meer, niet nodig om te herhalen – ten eerste, omdat ik slecht ben, ten tweede: omdat ik mezelf niet zo zie als de Heer me zegt, voel ik me verward en schaam ik me om deze dingen te zeggen. Maar ik hoop dat de Heer me werkelijk goed en mooi zal maken; en dan als mijn schaamte verdwijnt zal ik het kunnen beschrijven. Dus hier houd ik op.


25 april 1900

Zuiverheid van handelen is licht.

Zoals gewoonlijk vond ik mijn lieve Jezus niet en ik moest overal rondkijken op zoek naar Hem. Tenslotte vond ik Hem in de armen van de Koningin Moeder, terwijl Hij moedermelk dronk. Hoeveel ik ook zei of deed, Hij leek geen aandacht aan mij te besteden; sterker, Hij keek zelfs niet naar mij. Wie beschrijft de pijn van mijn arme hart, toen ik zag dat Jezus geen aandacht voor me had? Toen ik mijn tranen de vrije loop liet en Hij medelijden met me kreeg, kwam Hij in mijn armen en gaf me uit zijn mond een beetje van de melk die Hij bij de Koningin Moeder had gedronken. Hierna keek ik binnen in zijn borst en zag een kleine parel, zo schitterend dat die de allerheiligste Mensheid van ons Heer totaal in het licht zette. Nieuwsgierig naar de betekenis ervan, vroeg ik Jezus wat die parel betekende die terwijl die zo klein leek, zoveel licht verspreidde. En Jezus: “Het is de zuiverheid van jouw lijden die de oorzaak is van zoveel licht, hoewel die parel klein is, omdat jij alleen uit liefde voor Mij lijdt en meer voor Mij zou willen lijden als Ik het je toestond. Mijn dochter, zuiverheid van handelen is zo groots dat iemand die alleen handelt met de bedoeling om Mij alleen te behagen, niets anders doet dan licht verspreiden bij al zijn handelen. Wie niet met de juiste intentie handelt, zelfs in een goede zaak, verspreidt alleen maar duisternis”. Toen keek ik in de borst van Ons Heer en ik zag een zeer heldere spiegel en het kwam me voor dat wie de juiste weg bewandelden geheel zichtbaar bleven in die spiegel, terwijl degenen die dat niet deden er buiten bleven en geen afdruk van het beeld van de gezegende Jezus konden krijgen. Ach, Heer, neem mij helemaal op in deze goddelijke spiegel, dat er geen andere intentie insluipt in mijn handelen.


1 mei 1900

De Eucharistie en het kruis. Geen vrees voor ’t lijden.

Na de Communie toonde mijn lieve Jezus zich zeer minzaam; en toen het leek dat mijn biechtvader aanstuurde op de kruisiging voelde ik bijna tegenzin om me te onderwerpen. Om me wat aan te moedigen zei mijn lieve Jezus: “Mijn dochter, als de Eucharistie de waarborg is voor de toekomstige glorie, is het kruis de betaling waarmee je die kunt verwerven. Als de Eucharistie het zaad is dat bederf voorkomt – zoals aromatische kruiden die bij lijken verval voorkomen – en onsterfelijkheid schenkt aan ziel en lichaam, zo verfraait het kruis en is zo machtig dat als er schulden zijn aangegaan het kruis borg staat en het zeker schadeloosstelling verkrijgt voor de schuld. En als het iedere schuld heeft vereffend, wordt het voor de ziel de meest stralende troon voor de toekomstige glorie. O ja, het kruis en de Eucharistie wisselen elkaar af en het een werkt machtiger dan het ander”.

Toen vervolgde Hij: “Het kruis is mijn bloembed, niet omdat Ik geen folterende krampen onderging, maar omdat Ik door middel van het kruis veel zielen begenadigde en Ik zag veel prachtige bloemen bloeien die veel hemelse vruchten zouden voortbrengen. Bij het zien van zoveel goeds, beschouwde Ik dat lijdensbed als mijn vreugde en Ik schiep behagen in het kruis en in het lijden. Doe ook zo, mijn dochter, beschouw pijnen met vreugde en schep behagen in de kruisiging op mijn kruis. Nee, nee, Ik wil niet dat je bang bent voor het lijden, dat je je bijna gedraagt als een luiaard. Kom, wees moedig. Wees dapper en stel je uit eigen beweging beschikbaar om te lijden”.

Toen Hij dit zei, zag ik hoe mijn engelbewaarder klaar stond om me te kruisigen; ik strekte uit eigen beweging mijn armen en de engel kruisigde me. O, hoeveel vreugde schiep Jezus in mijn lijden! En wat was ik tevreden dat zulk een ellendige ziel Jezus zoveel vreugde kon bezorgen. Het leek me een grote eer voor mij om uit liefde voor Hem te lijden.


3 mei 1900

Het feest van het kruis in de Hemel.

Vanmorgen bevond ik me buiten mezelf en ik zag de hele Hemel bezaaid met kruizen – sommige klein, andere groot, weer andere ertussen in; sommige die groter waren straalden meer. Het was zo verrukkelijk om zoveel kruizen te zien als versiering van het firmament, meer lichtgevend dan de zon. Toen leek het of de Hemel open ging en men kon het feest mee beleven dat de heiligen vierden ter ere van het kruis. Degene die meer geleden hadden werden deze dag meer vereerd. Men kon op een bijzondere manier de martelaren herkennen en degenen die op een verborgen wijze hadden geleden. O hoe werd het kruis gewaardeerd en degenen die meer hadden geleden in die gezegende woning!

Toen ik dit zag klonk er een stem door de hele Hemel die sprak: “Als de Heer geen kruizen naar de aarde zou zenden, zou Hij zijn als een vader die zijn eigen kinderen niet liefheeft – die hen arm en eerloos wil zien in plaats van geëerd en rijk”.

Voor het overige wat ik zag tijdens dit feest heb ik geen woorden. Ik kan het inwendig voelen, maar ik kan het niet tot uitdrukking brengen; dus zwijg ik.





9 mei 1900

Luisa ziet het mysterie van de allerheiligste Drie-eenheid in de vorm van drie zonnen.

Nadat ik dagen had doorgemaakt niet alleen van ontbering, maar ook van verwarring kwam mijn aanbiddelijke Jezus vanmorgen, toen ik nog meer verward was over mijn ellende en zei: “Door zo rusteloos te zijn heb je mijn zoete rust verstoord. Ach ja, je laat me niet meer rusten”. Wie kan zeggen hoe gepijnigd ik achter bleef, toen ik hoorde dat ik Jezus Christus beroofd had van zijn rust? Desondanks werd ik voor een paar uur kalmer, maar daarna voelde ik me nog rustelozer dan tevoren, zo erg dat ik zelf niet meer weet waar dat deze keer moet eindigen.

Na die paar woorden van Jezus, bevond ik me buiten mezelf en toen ik naar het hemelgewelf keek zag ik drie zonnen: één in het oosten, de ander in het westen en de derde in het zuiden. De pracht van de stralen die zij uitzonden was zo groot dat zij verenigd werden met elkaar en zo één werden. Het leek of ik het mysterie van de Allerheiligste Drie-eenheid zag en de mens die met de drie vermogens gevormd werd tot zijn beeld. Ik begreep ook dat van wie verbleef in dat licht, de wil zou omgevormd worden in de Vader, zijn verstand in de Zoon, zijn geheugen in de H. Geest. Hoeveel dingen begreep ik. Maar ik kan ze niet duidelijk maken.


13 mei 1900

De zwaarte om Jezus te moeten ontberen.

Ik bleef in dezelfde toestand en misschien nog wel erger, ofschoon ik mijn uiterste best doe om de vrede te bewaren, zonder in de war te raken, omdat de gehoorzaamheid dat vraagt. Maar desondanks blijf ik de zwaarte van de verlatenheid voelen die mij drukt en me bijna verplettert. O, God, wat voor toestand is dit? Zeg me ten minste: waardoor heb ik U beledigd? Wat is de oorzaak hiervan? Ach, Heer, als U zo door wilt gaan, dan denk ik dat ik het niet langer meer kan verdragen!

Toen liet Hij zich even zien en Hij hield uit medelijden zijn hand onder mijn kin en zei: “Arme dochter, wat heb je jezelf verzwakt?” En zijn pijnen met mij delend, verdween Hij weer in een flits, en liet me nog droeviger achter dan tevoren, alsof Hij helemaal niet geweest was. Of liever, ik heb het gevoel alsof Hij een hele tijd niet geweest was, en ik voel me zo bedroefd dat ik hoewel ik leef, voortdurend in doodsangst leef. Ach. Heer, help me toch, en laat me niet aan mijn lot over, hoewel ik dat verdien.

17 mei 1900

De macht van de slachtofferzielen.

Ik bleef in dezelfde toestand van ontbering en overgave. Toen ik buiten mezelf was, zag ik water stromen vermengd met hagel, zodat het leek of verscheidene steden door die stroom aanzienlijke schade leden. Toen ik dit zag, was ik erg ontsteld, omdat ik die stroom wilde tegenhouden, maar omdat ik alleen was – vooral omdat Jezus niet bij me was – wist ik dat mijn armzalige armen te zwak waren om daartoe in staat te zijn. Tot mijn verrassing zag ik toen een maagd komen (Het leek me dat ze uit Amerika kwam) en zij van de ene kant en ik van de andere, speelden het klaar om het grootste deel van de gesel die ons bedreigde te voorkomen.
Toen we hierna bijeen kwamen zag ik hoe zij de tekens van de passie en de doornenkroon droeg net zoals ik, en iemand die een engel leek, zei: “O, de macht van slachtofferzielen! Wat ons engelen niet gegeven is, kunnen zij met hun lijden. O, als de mensen eens wisten wat voor goeds zij teweeg brengen – omdat zij er zijn voor het algemeen en het persoonlijk heil – zij zouden niets anders doen dan God smeken om meer van deze zielen op aarde”. Hierna spraken we af dat we elkaar zouden aanbevelen bij de Heer en we gingen uiteen.


18 mei 1900

Uw binnenste vervullen van God.

Ik was nog steeds zonder mijn aanbiddelijke Jezus, hoogstens zag ik wat schaduwen – O, wat een bitterheid hierdoor, hoeveel tranen heb ik geschreid – toen ik Hem vanmorgen, na veel wachten en zoeken, aantrof op mijn bed, zeer bedroefd, met de kroon van doornen die in zijn hoofd staken. Ik nam die heel voorzichtig van zijn hoofd en plaatste die op het mijne. O, hoe slecht voelde ik me in zijn aanwezigheid!
Ik had niet de kracht om een woord te zeggen. Uit medelijden met mij zei Jezus: “Wees blij! Wees niet bang, probeer je innerlijk te vullen met mij, en met alle deugden zodat ze zelfs naar buiten stromen; en als je deze stroom teweeg brengt, dan zal Ik je in de Hemel opnemen en zullen alle ontberingen voorbij zijn.”

Hierna voegde Hij er met een bedroefd gelaat aan toe: “Mijn dochter, bid, want er komen drie dagen, telkens met tussenpozen, met storm, hagel, bliksem en overstromingen die grote schade zullen veroorzaken aan mensen en planten”. Na dit gezegd te hebben verdween Hij, mij een beetje meer opgelucht achterlatend, maar wel met de gedachte: Wie weet wanneer ik te maken krijg met deze stroom? En als ik het nooit doe, zal ik dan misschien altijd ver van Hem verwijderd zijn?


20 mei 1900

Alles heeft zijn oorsprong vanuit het niets. Noodzaak van rust en innerlijke stilte.

Ik bevond me buiten mezelf en het kwam me voor dat het nacht was en ik kon het hele universum zien, de hele orde van de natuur, de hemel vol sterren, de stilte van de nacht… Kortom, het leek of alles een betekenis had. Terwijl ik dit zag, dacht ik Ons Heer te zien die begon te spreken over wat ik zag: “De hele natuur nodigt uit tot rust; maar wat is ware rust? Het is de innerlijke rust en het zwijgen van alles wat niet God is. Kijk naar de sterren die twinkelen met getemperd licht, niet verblindend zoals de zon; de slaap en de stilte van de hele natuur, van de mens en ook van de dieren – allen zoeken naar een plaats, een hol, waar zij zwijgend kunnen uitrusten van de vermoeinissen van het leven. Zoals dit nodig is voor het lichaam, is het nog meer nodig voor de ziel om te rusten in haar eigen centrum en dat centrum is God. Maar om te kunnen rusten in God is innerlijke stilte nodig, net zoals uiterlijke stilte voor het lichaam nodig is om vredig in slaap te vallen. Maar wat is innerlijke stilte? Het is zijn eigen begeerten tot zwijgen brengen door die op hun plaats te houden, het is begeerten, neigingen en genegenheid het zwijgen opleggen – kortom alles wat geen beroep doet op God. Welnu, wat is het middel om dit te bereiken? Het enige, absoluut noodzakelijk middel voor de ziel is haar wezen (a.h.w.) te niet doen en zichzelf herleiden tot niets, zoals ze was voor ze geschapen werd, en als ze haar wezen eenmaal heeft herleid tot niets, moet zij zich weer hechten aan God.

Mijn dochter, alles heeft zijn oorsprong vanuit het niets. Als deze machinerie van het universum dat je bewondert om zijn wetmatigheid, vol was geweest van andere dingen vóór Ik het schiep, zou mijn scheppende hand het niet met zoveel meesterschap en zo schitterend en sierlijk hebben kunnen maken. Hoogstens zou Ik het hebben ontdaan van alles wat er aanwezig was om het dan te herdoen volgens mijn eigen voorkeur. Maar het komt neer op het volgende: al mijn werken hebben hun oorsprong vanuit het niets en als er een vermenging plaats vindt met andere dingen, past het mijn majesteit niet om af te dalen in de ziel en er werkzaam te zijn. Maar als de ziel zichzelf herleidt tot niets en opstijgt naar Mij en haar wezen laat opnemen in het mijne, dan ben Ik werkzaam als de God die Ik ben, en de ziel komt echt tot rust. En hier beginnen alle deugden, van nederigheid tot de ontlediging van zichzelf ”.

Wie kan zeggen hoeveel ik begreep van wat de gezegende Jezus me zei? O, hoe gelukkig zou mijn ziel zijn, als ik ertoe zou komen mijn armzalig wezentje te ontledigen om van mijn God zijn goddelijke wezen te ontvangen! O, hoe veredeld zou ik worden, hoe geheiligd! Maar wat een dwaasheid van mijn kant. Waar is mijn verstand, dat ik het nog steeds niet doe? Wat een menselijke ellende – in plaats van te zoeken naar het waarachtig goede en een hoge vlucht te nemen, neem ik het genoegen met een leven in slijk en bederf!

Hierna bracht mijn geliefde Jezus me naar een tuin waar veel mensen zich klaar maakten om naar een feest te gaan, maar alleen degene die speciale kleding kregen konden het feest bijwonen en maar weinigen kregen deze speciale kleding. Een groot verlangen kwam bij me op om die kleding te krijgen en ik spande me zo in dat ik mijn doel bereikte. Dus toen ik de plaats bereikte waar men die zou ontvangen kleedde een respectabele dame die de leiding had, me eerst in ‘t wit en toen hing ze me een lichtblauwe schouderband om waarop een medaille hing met het gelaat van Jezus. Het was een gelaat maar ook een spiegel en als je er naar keek kon je zeer vage vlekken ontdekken die de ziel met behulp van een licht dat van binnen uit dat gelaat kwam, gemakkelijk kon verwijderen.
Het leek me dat die medaille een mysterieuze betekenis had. Toen nam ze een mantel van het fijnste goud en deed die over alles heen. Gekleed op deze wijze leek het of ik kon wedijveren met de maagden in de Hemel.
Terwijl dit gebeurde, zei Jezus me: “Mijn dochter, laat ons terug gaan om te zien wat de mensen aan het doen zijn; voor jou is het voldoende om zo gekleed te zijn – als het feest begint, zal Ik je daar naar toe brengen om het bij te wonen”. Nadat we wat rondgelopen hadden bracht Hij me naar mijn bed.


21 mei 1900

De meest verheven toestand is zijn eigen wil af te staan aan de Wil van God en van zijn Wil te leven.

Vanmorgen kwam mijn aanbiddelijke Jezus niet. Na lang wachten kwam Hij en mij liefkozend zei Hij: “Mijn dochter, weet je wat mijn plan is met jou, en de toestand waarin Ik je wil”. En na even stilte, vervolgde Hij: “Mijn plan met jou houdt geen ontzaglijke dingen in en ook geen dingen die Ik in jou wil bewerken om mijn werk te openbaren; mijn plan is vooral jou op te nemen in mijn Wil, je een te maken met mijn Wil, en je te maken tot een volmaakt voorbeeld van éénmaking van jouw wil met de mijne. Dit is de meest verheven staat, het is het grootste wonder, het is het wonder van alle wonderen dat Ik in jou wil bewerken.

Mijn dochter, om er in te slagen haar wil volkomen één te maken met de Onze, moet de ziel zich onzichtbaar maken. Zij moet Mij navolgen; terwijl Ik de wereld vervul door haar in mezelf besloten te houden en niet door haar opgeslorpt te worden, maak Ik Mezelf onzichtbaar, want Ik toon Mezelf aan niemand. Dit betekent dat er geen materie is in Mij, maar dat alles zuiver geest is; en als Ik in de Mensheid die Ik aannam ook materie betrok, dan was dat om Mezelf in alles aan de mens gelijk te maken en om hun een zeer volmaakt voorbeeld te geven hoe deze materie te vergeestelijken. Dus de ziel moet alles vergeestelijken en tenslotte onzichtbaar worden om zo eenvoudig in staat te zijn haar wil te verenigen met mijn Wil, omdat wat onzichtbaar is kan worden opgenomen door een ander object. Als men van twee objecten één object wil maken is het nodig dat één van de twee zijn gestalte verliest, anders kan men er nooit in slagen één enkel wezen te vormen.

Wat een geluk voor je als je een totaal goddelijke gestalte kunt aannemen door je zelf zo te ontledigen dat je tenslotte onzichtbaar wordt! Nog sterker, door in Mij opgenomen te worden en Ik in jou, één enkel wezen vormend, ga je de goddelijke bron binnen jezelf behouden; en omdat mijn Wil alle goeds bevat wat ooit heeft bestaan en zal bestaan, ga je alle goeds, alle gaven, alle genaden behouden en je hoeft die nergens anders te zoeken dan in jezelf. En als deugden geen grenzen hebben, zal zij hun grenzen ontdekken, als het schepsel in mijn Wil is in zoverre dat mogelijk is, omdat mijn Wil zorgt dat men de meest heldhaftige en verheven deugden verwerft die het schepsel niet kan overtreffen.

De volmaaktheid van een ziel in mijn Wil is zo groot dat zij tenslotte werkzaam is zoals God. En dit is niet zo verwonderlijk, daar het niet langer haar wil is, die in haar leeft maar de Wil van God zelf, waardoor iedere verbazing ophoudt omdat zij als ze met deze Wil leeft de macht, de wijsheid en heiligheid en al de andere vermogens bezit dit God zelf bevat.
Het is voldoende om je dit te zeggen zodat je verleid wordt om van jouw kant zoveel je kunt mee te werken om zo ver te komen dat de ziel die tenslotte alleen van mijn Wil leeft, de koningin van alle koninginnen wordt en haar troon is zo hoog dat die de troon van de Eeuwige bereikt; zij treed binnen in de geheimen van de meest verheven Drie-eenheid, en deelt in de wederzijdse liefde van de Vader, de Zoon en de H. Geest. O, hoe zullen alle engelen en heiligen haar eren, de mensen haar bewonderen en de demonen haar vrezen, omdat zij het goddelijk wezen in haar zien”.

Ach Heer, wanneer zorgt U dat dit met mij gebeurt, want uit mezelf kan ik niets! Wie kan alles verwoorden wat de Heer me ingaf door verstandelijk licht over deze éénmaking van willen?
Het niveau van die begrippen is zo hoog dat mijn tong die niet zo verfijnd is, geen woorden vindt om het uit te drukken. Ik kan maar zo weinig zeggen, van wat de Heer me door zijn zeer levendig licht liet verstaan, en dat is nog nonsens ook.


24 mei 1900

De wil van Luisa is één met die van Jezus.

Ik was erg verdrietig omdat ik mijn aanbiddelijke Jezus zo miste; hoogstens komt Hij voor heel even. Ik voel echt dat ik niet meer verder kan als Hij zo door wil gaan! Op het toppunt van mijn ellende, liet Hij zich heel even zien, heel vermoeid, alsof Hij een opmontering nodig had; en Hij sloeg zijn armen om mijn hals en zei: “Mijn geliefde, breng me wat bloemen en verberg me daarin, want Ik smacht naar liefde. Mijn dochter, de geur van je bloemen zal Me opmonteren en zal mijn zorgen verdrijven, want Ik versmacht en voel me zwak”. Direct vervolgde ik: “En U, mijn geliefde Jezus, geef me wat fruit omdat ledigheid en weinig lijden mij meer doet versmachten zodat ik zo zwak word dat ik voel dat ik ga sterven. Dan zal ik U niet alleen bloemen kunnen geven, maar ook fruit om U minder te doen smachten”. En Jezus vatte zijn woorden samen: “O. hoe goed werken we samen, nietwaar. Je wil lijkt zo één met de Mijne”. Voor een ogenblik leek ik wat opgelucht, alsof de toestand waarin ik was wilde verdwijnen; maar even daarna zakte ik weer weg in dezelfde doffe onverschilligheid als tevoren, zonder mijn hoogste goed, in de steek gelaten en alleen.


27 mei 1900

De liefde van God en de genade dringen door in de meest intieme delen van de mens.

Vanmorgen toen ik me meer dan ooit verdrietig voelde vanwege het gemis van mijn hoogste goed, liet Hij zich amper even zien en zei: “Zoals een krachtige wind de mensen belaagt en doordringt, zelfs tot in zijn ingewanden, zodat die de hele persoon door elkaar schudt, zo ook bekleedt en doordringt mijn liefde en genade die hem opheft op de vleugels van de wind, het hart, de geest en de intiemste delen van de mens. Maar desondanks verwerpt de ondankbare mens mijn genade en beledigt Mij. Wat een bittere smart!”

Ik was echter helemaal in de war en er bleef niets meer van me over en ik durfde geen woord uit te brengen. Waarom komt Hij niet? En zelfs als Hij komt, zie ik Hem niet duidelijk; het komt voor dat ik niet helder meer zie. Zal ik nog ooit zijn mooie gelaat onverhuld zien zoals vroeger? Terwijl ik dit dacht vervolgde mijn welwillende Jezus: “Mijn dochter, waarom ben je bang, terwijl je toestand juist uitermate gunstig is voor de vereniging van onze wil?”
En omdat Hij me wilde bemoedigen en medelijden had met mijn smartelijke toestand, zei Hij: “Je bent mijn moderne Job. Zet je zelf niet zo hevig onder druk als je me niet zo helder ziet; Ik heb je al gezegd dat Ik niet kom zoals gewoonlijk, dat Ik de mensen wil kastijden en als je Mij helder zou zien, zou je begrijpen wat Ik aan het doen ben; en omdat je hart geënt is op het mijne, weet Ik dat je zou lijden zoals mijn hart lijdt, omdat Ik mijzelf gedwongen voel om mijn schepselen te kastijden. Dus om je deze pijnen te besparen laat Ik Mezelf niet helder zien”.

Wie weet hoe dit mijn arme hart doorboorde! Ach, Heer, geef me de kracht om die pijn te verdragen!


29 mei 1900

Dreiging van kastijdingen. Jezus wordt in de steek gelaten en is alleen.

Dezelfde toestand bleef duren en ik voelde me bedrukt en ik had steun nodig om het gemis van mijn hoogste goed te kunnen verdragen. Uit medelijden toonde de gezegende Jezus even zijn gelaat vanuit mijn hart, maar ik zag Hem niet helder; en met zeer warme stem zei Hij: “Houd moed, mijn dochter, nog even volhouden; laat Me de kastijdingen voltooien, want nadien zal Ik weer komen zoals eerst”. Toen Hij dit zei, zei ik in gedachten “Met wat voor kastijdingen bent u begonnen?” En Hij: “De aanhoudende stortregen is meer dan hagel en het heeft droevige gevolgen voor de mensen”. Hierna verdween Hij en ik bevond me buiten mezelf in een tuin. Van daaruit kon je zien hoe de oogst in de wijngaarden vernietigd was en in gedachten bleef ik zeggen: “Arme mensen arme mensen, hoe moeten die verder?” Terwijl ik dit zei kwam een jongetje die tuin in, zo luid huilend en schreeuwend dat horen en zien je verging, maar niemand had medelijden met hem; hoewel iedereen hem zo hevig kon horen huilen, maakte niemand zich druk over hem en zij lieten hem aan zijn lot over, helemaal alleen. Ineens kwam het in me op: “Wie weet is het Jezus! Maar ik was er niet zeker van. Ik ging naar Hem toe en zei: “waarom huil je, lief kind? Wil je met me mee, omdat ze je allemaal in de steek hebben gelaten met je tranen en verdriet; wat raakt je zo diep dat je zo luid schreeuwt? Maar niets! Wie zou Hem kunnen bedaren? Hij antwoordde doorheen zijn snikken dat Hij inderdaad wilde komen. Dus nam ik Hem bij de hand en nam Hem met me mee en tegelijkertijd bevond ik me weer in mezelf.


3 juni 1900

Luisa gekozen uit duizenden. Gebrek aan respect voor anderen is gebrek aan ware nederigheid.

Vanmorgen in mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn aanbiddelijke Jezus heel even, binnen in mijn hart in slaap en door zijn slaap viel mijn ziel in slaap samen met Hem; zo diep dat al mijn innerlijke vermogens sliepen zonder nog werkzaam te zijn. Af en toe probeerde ik te ontwaken, maar ik kon ‘t niet. Toen ontwaakte de gezegende Jezus een ogenblik en blies drie maal zijn adem in mij en het leek of Hij helemaal in mij werd opgenomen. Nadien leek het of Jezus de adem die Hij mij had ingeblazen weer terug opnam in Zichzelf en ik voelde me totaal getransformeerd in Hem. Wie kan zeggen wat er in mij gebeurde vanwege deze goddelijke adem? Ik heb geen woorden om die onlosmakelijke vereniging tussen Jezus en mij uit te drukken.

Hierna kon Ik wakker worden en Jezus verbrak de stilte en zei: “Mijn dochter, Ik keek en keek, Ik zocht en zocht over de hele wereld, maar op jou viel mijn oog en in jou vond Ik voldoening en Ik koos je uit duizenden”.

Toen keerde Hij zich tot bepaalde mensen die ik kon zien en Hij berispte hen met de woorden: “Gebrek aan respect voor anderen is gebrek aan ware christelijke nederigheid en vriendelijkheid, omdat een nederige en vriendelijke geest iedereen weet te respecteren en de dingen van anderen altijd positief weet uit te leggen”. Na deze woorden verdween Hij, zonder dat ik Hem ook maar iets gezegd had. Moge Hij altijd gezegend zijn omdat Hij dit zo wil en moge alles zijn voor zijn glorie.


6 juni 1900

De gekruisigde Luisa vrijwaart Corato van kastijdingen.

Mijn aanbiddelijk Jezus ging voort met zich niet helder te laten zien en vanmorgen na de Communie had mijn biechtvader het voornemen me te laten kruisigen.
Midden in dit lijden, bijna aangetrokken door mijn pijnen, toonde de gezegende Jezus zich met grote helderheid. O, God! Wie kan de pijnen beschrijven die Jezus leed en zijn heftige toestand – terwijl Hij genoodzaakt was te kastijden, deed hij zichzelf zoveel geweld aan, want hij wilde niet kastijden. Hem in deze toestand zien wekte zoveel medelijden op dat, als de mensen Hem zo konden zien hun hart van aandoening zou breken als breekbaar glas, zelfs als ze een hart van steen hadden. Dus begon ik Hem te smeken toch te kalmeren en genoegen te nemen met mij te laten lijden en zo de mensen te sparen. Toen vervolgde ik: “Heer, als U niet naar mijn gebeden wilt luisteren weet ik dat ik dat verdien. Als U geen medelijden wilt hebben met de mensen, hebt U gelijk, want onze ongerechtigheid is groot. Maar ik vraag omwille van Uw medelijden, heb toch medelijden met Uzelf – heb medelijden met het geweld wat Ge Uzelf aan doet door uw evenbeeld te straffen. O, ja! Ik vraag U, omwille van Uzelf, kastijd niet door aan uw kinderen het brood te ontnemen en ze zo om te laten komen. Ach nee! Het is niet uw aard om zo te werk te gaan; en dat is de oorzaak van de hevigheid die U voelt, die U het leven zou kosten als die daartoe in staat was.

En heel bedroefd zei Hij: “Mijn dochter, het is de rechtvaardigheid die Mij geweld aandoet en de liefde voor de mensen doet Me zelfs meer geweld aan, zodat mijn hart in doodsangst geraakt door de schepselen te straffen”. En ik: “Heer, ontlaad daarom de rechtvaardigheid op mij, dan zal de rechtvaardigheid U niet langer geweld aandoen, en zal niet langer tegengesteld zijn aan het kastijden van de mensen, die waarlijk… hoe moeten zij verder, als U doet wat U me uitlegde: het teniet doen van alles wat dient als voedsel voor de mens? O alstublieft, ik smeek U, laat mij lijden en spaar hen, als het niet helemaal is, dan toch ten dele”.

En Jezus, a.h.w. gedwongen door mijn smeken kwam dicht bij mijn mond en stortte in mij iets van zijn bitterheid – zo compact en walgelijk dat het zo gauw ik het doorslikte, zo veelsoortige ellende veroorzaakte dat ik het gevoel had dat ik zou sterven. Toen ondersteunde de gezegende Jezus me bij deze pijnen, anders zou ik gestorven zijn (toch had Hij maar een klein beetje uitgestort; wat moest het zijn voor zijn aanbiddelijk hart dat er zoveel van had) en Hij slaakte een zucht alsof Hij zich van een zware last ontdaan had en zei: “Mijn dochter, mijn rechtvaardigheid had besloten alles te vernietigen, maar nu Ik jou een beetje ontdaan heb van mijn last, sta Ik uit liefde voor jou toe dat een derde van het voedsel voor de mens behouden blijft”. En Ik: “Och Heer, dat is te weinig – kies tenminste voor de helft”. En Hij: “Nee, mijn dochter, wees tevreden”. En Ik: “Nee Heer, als U me niet tevreden wilt stellen ten bate van iedereen doe het dan voor Corato en voor degenen die bij mij horen”. En Jezus: “Vandaag komt er hagel, die grote schade moet aanrichten. Blijf jij met de pijnen op het kruis; treed buiten jezelf en begeef je in de lucht in de gedaante van de gekruisigde en verjaag de demonen boven Corato, omdat zij de gestalte van de gekruisigde niet zullen kunnen weerstaan en naar elders zullen gaan”.

Dus trad ik buiten mezelf als gekruisigde en ik zag hoe hagel en bliksem dreigden boven Corato. Wie beschrijft de angst van de demonen, hoe sloegen zij op de vlucht toen ze mij gekruisigd zagen; hoe sloegen zij zich voor het hoofd van woede en kwamen ertoe kwaad te worden op mijn biechtvader; die me vanmorgen in gehoorzaamheid opdroeg om de kruisiging te ondergaan. Zij konden inderdaad niet boos worden op mij; integendeel, zij werden gedwongen van me weg te vluchten vanwege het teken van de verlossing wat zij zagen. Na hen op de vlucht gejaagd te hebben, kwam ik weer terug tot mezelf, met een aanzienlijke dosis lijden. Moge alles zijn voor de glorie van God.


7 juni 1900

Jezus draagt Luisa de sleutels van de rechtvaardigheid over en een licht om die te onthullen.

Daar ik op een of andere manier leed, leek me dat lijden een lieflijke ketting die mijn goede Jezus aanzette om bijna voortdurend te komen en het kwam mij voor dat die pijnen Jezus opriepen om meer bitterheid in mij uit te storten.
Als Hij kwam nam Hij me nu eens in zijn armen om me kracht te geven, dan weer stortte Hij iets in mij uit. Af en toe zei ik Hem echter: “Heer, nu ik binnen in mij een deel van uw pijnen voel, smeek ik U mij tevreden te stellen, zoals ik gisteren zei, door mij minstens de helft te geven van het voedsel voor de mens”. En Hij: “Mijn dochter, om je tevreden te stellen overhandig Ik je de sleutels van de rechtvaardigheid en het inzicht hoe absoluut noodzakelijk het is om de mens te straffen; en doe hiermee wat je ‘t liefste doet. Ben je nu tevreden?”

Toen ik Hem dit hoorde zeggen was ik getroost en ik zei bij mezelf: “Als ik het kon bepalen, zou ik, helemaal niemand kastijden”. Maar hoe verdween die illusie toen de gezegende Jezus me een sleutel gaf en me binnen voerde in het centrum van een licht, zodat ik, kijkend binnen in dat licht al de eigenschappen van God kon zien, ook de rechtvaardigheid. O, hoe geordend is alles in God! Als de rechtvaardigheid straft is dat vanuit de orde, en als die niet straft, is dat niet in harmonie met de andere eigenschappen. Dus zag ik me zelf als een ellendige worm midden in ‘t licht, want als ik de loop der rechtvaardigheid wilde belemmeren, verstoorde ik die orde en zou ik de mensen schade toebrengen, omdat ik begreep dat rechtvaardigheid betekent pure liefde voor hen. Ik voelde me erg verward, en in verlegenheid gebracht en om dat kwijt te raken zei ik tot Ons Heer: “Door dit licht waarmee U me omgaf, zag ik dingen heel anders en als U het aan mij overlaat doe ik het slechter dan U. Daarom aanvaard ik deze kennis niet en ik doe afstand van de sleutel van de rechtvaardigheid. Wat ik aanvaard en wil is dat U me laat lijden en de mensen spaart; voor het overige wil ik er niets over weten”.

En Jezus glimlachte om mijn woorden en zei: “Je wilt er wel erg snel van af, zonder de reden te willen weten; en om Mij meer onder druk te zetten kom je met twee dingen, laat me lijden en spaar hen”. En ik: “Heer, het is niet dat ik de reden niet wil weten, maar dat is niet mijn zaak, maar de uwe. Mijn taak is slachtoffer te zijn; doet U daarom uw taak en ik doe de mijne, nietwaar, mijn lieve Jezus?” En als om zijn goedkeuring te tonen verdween Hij.


10 juni 1900

De taak van slachtoffer. Kastijdingen.

Het lijkt of de aanbiddelijke Jezus de rechtvaardigheid blijft halveren door een beetje in mij uit te storten en de rest over de mensen. Vooral vanmorgen, toen ik bij Jezus was, werd mijn ziel gekweld toen ik zag hoe zijn lieftallig hart gefolterd werd door de kastijding van de schepselen. Zijn lijden was zo erg dat Hij niets anders deed dan voortdurend kreunen. Hij had een zware doornenkroon op zijn hoofd, helemaal verzonken in zijn vlees, zodat zijn hoofd één en al doorn was. Om zijn lijden een beetje te verlichten zei ik: “Zeg me toch eens, mijn hoogste goed, wat is het, dat U zoveel doet lijden? Sta mij toe deze doornen te verwijderen die U niet weinig kwellen!” Maar Jezus antwoordde niet; nog sterker, Hij luisterde niet eens naar wat ik zei. Dus begon ik die doornen één voor één te verwijderen en bracht die dan aan op mijn hoofd. Welnu, terwijl ik dit deed, zag ik ergens verweg een aardbeving die een slachtpartij onder de bevolking aanrichtte. Toen ging Jezus van mij weg en ik kwam weer terug tot mezelf, maar heel erg gekweld door de gedachte aan het lijden van Jezus en de tragedies van de ellendige mensheid.


12 juni 1900

De gehoorzaamheid doet haar aan Jezus vragen haar te laten lijden om kastijdingen te voorkomen.

Vanmorgen toen mijn lieve Jezus kwam begon ik te spreken: “Heer, wat doet U?” Ik denk dat U te ver gaat met de rechtvaardigheid”. En terwijl ik verder wilde spreken om de menselijke ellende te verontschuldigen, legde Jezus me het zwijgen op met de woorden: “Wees kalm, als je wilt dat Ik bij je blijf; kom en kus Mij en aanbid Mij zoals gewoonlijk in al mijn lijdende ledematen”. Dus begon ik bij zijn hoofd en dan één voor één de andere ledematen. O, hoeveel diepe wonden in dat allerheiligste Lichaam – het boezemde afschuw in, alleen al bij de aanblik. Zo gauw ik ermee ophield verdween Hij en liet me achter met heel weinig lijden en met de angst: wie weet wat Hij de mensen zal aandoen, omdat Hij zich niet verwaardigde zijn bitterheid over mij uit te storten!

Even daarna kwam mijn biechtvader en ik vertelde hem wat ik net heb gezegd en Hij zei: “Als je vandaag je meditatie doet, moet je puur uit gehoorzaamheid, Hem vragen dat je de kruisiging mag ondergaan en dat Hij ophoudt met de geselingen”. Dus, toen ik mijn meditatie deed, vroeg ik Hem wat de gehoorzaamheid me had opgedragen. Hij liet zich maar heel even zien, maar zonder aandacht aan mij te besteden; integendeel, of Hij stond met zijn rug naar de mensen of Hij sliep zodat Hij niet door mij kon worden lastig gevallen en zelfs toen ik me voelde sterven, bekommerde Hij zich niet om mijn gehoorzaamheid.
Dus raapte ik al mijn moed bij elkaar en vol vertrouwen in de heilige gehoorzaamheid raakte ik een arm aan om Hem wakker te schudden en zei: “Heer, wat doet U nu? Is dit nu uw liefde voor uw zo geliefde deugd van gehoorzaamheid? Is dit nu de lof die U zo dikwijls gebracht heeft aan deze deugd? Is dit nu de eer die U zo kwistig hebt uitgestort, zodat U zei dat U geroerd was en niet kon weerstaan aan de deugd van gehoorzaamheid en dat U zich onderworpen voelde aan de ziel die zich overgeeft aan deze deugd en nu lijkt het of het U niet aangaat dat ik gehoorzaam?” Terwijl ik dit en nog andere dingen zei – het zou te ver voeren als ik het op zou schrijven – verroerde de gezegende Jezus zich en alsof Hij plotseling een zeer hevige pijn kreeg, barstte Hij in tranen uit en snikkend zei Hij: “Ik wil ook helemaal geen geselingen, maar het is de rechtvaardigheid die me bijna met geweld dwingt. Maar met jouw woorden raak je Me tot in de ziel en je beroert een snaar die te gevoelig is en zo geliefd door Mij dat Ik geen andere eretitel wens dan gehoorzaamheid. Welnu, om je te tonen dat Ik me wel degelijk bekommer om jouw gehoorzaamheid, wil Ik je, ondanks het feit dat mijn rechtvaardigheid Mij dwingt om het niet te doen, laten delen in de pijnen van het kruis”. Intussen verdween Hij, mij tevreden achterlatend omdat Hij me liet gehoorzamen en met verdriet in mijn ziel, alsof ik de oorzaak was geweest dat de Heer weende om mijn lijden. Ach. Heer, ik smeek U, vergeef me.


14 juni 1900

De uitwerking van het kruis.

Terwijl ik wat leed, had mijn aanbiddelijke Jezus bij zijn komst medelijden met me en zei: “Mijn dochter, waarom lijd je zoveel? Laat Me je wat verlichting brengen”. Hoewel Jezus meer leed dan ik, gaf Hij me een kus en als de gekruisigde, bracht Hij me buiten mezelf en legde mijn handen en voeten op de zijne, terwijl mijn hoofd steunde op zijn hoofd en het zijne op dat van mij. Wat was ik tevreden in die houding, Hoewel de spijkers en de doornen van Jezus me pijn deden, gaven die pijnen me toch vreugde, omdat zij werden geleden voor mijn Geliefde. Ik zou eigenlijk hebben gewild dat die erger werden.
Ook Jezus leek tevreden met mij en hield me dicht tegen Zich aan in die houding. Het leek of Jezus me verkwikte en of ik voor Hem een verkwikking was. Toen veranderden we van houding en toen we mijn biechtvader zagen smeekte ik Hem direct om in zijn behoeften te voorzien en ik vroeg de Heer zich te verwaardigen om mijn biechtvader te laten horen hoe zoet en lieflijk de stem van de Heer is. Om me tevreden te stellen richtte Jezus zich naar Hem en sprak over het kruis: “Het kruis neemt de Godheid op in de ziel, doet haar gelijken op mijn Mensheid en vermenigvuldigt mijn eigen werken in haar”.

Nadien gingen we nog wat rond en – o, hoeveel smartelijke zuchten die de ziel als het ware doorboorden! ; de ernstige ongerechtigheid van de mensen die zich zelfs voor de rechtvaardigheid niet beheersen – integendeel, zij gaan nog heviger tekeer, alsof ze de wonden willen vermenigvuldigen; en de grote ellende die ze zichzelf aandoen. Toen trokken we ons terug tot ons grootste verdriet. Jezus verdween en ik kwam weer tot mezelf.


17 juni 1900

In God zijn is in vrede zijn.

Omdat de gezegende Jezus vanmorgen niet kwam begon ik wat van binnen onrust te ontwaren over waarom Hij niet kwam. Toen Hij kwam zei Hij: “Mijn dochter, in God zijn is precies hetzelfde als de grenzen van de vrede niet overschrijden. Dus als je merkt dat je een beetje onrustig wordt is dat een teken dat je iets van God verwijderd raakt, omdat in Hem verblijven en niet volmaakt in vrede zijn niet samen kan gaan; te meer omdat vrede onbegrensd is – nog sterker, alles wat God toebehoort is één en al vrede”. Toen voegde Hij er aan toe: “Weet je niet dat ontbering aan de ziel ten goede komt, zoals de winter aan de planten, daar die dan diepere wortels vormen en de winter sterkt hen en zorgt dat ze weer groen worden en in mei bloeien?”

Hierna bracht Hij me buiten mezelf en nadat ik verschillende noden bij Hem aanbeval, ging Hij van me weg en ik bevond me weer in mezelf, met een verlangen om altijd in God te blijven en zo altijd in vrede te leven.


18 juni 1900

De hele schepping verwijst naar de liefde van God, het gewonde lichaam van Jezus verwijst naar de naasteliefde.

Daar Hij nog steeds niet kwam, probeerde ik me te richten op de beschouwing van het mysterie van de geseling. Terwijl ik dit deed, zag ik heel even de gezegende Jezus een en al wonde en vol stromend bloed, die me zei: “Mijn dochter, de hele hemel en de hele schepping verwijst naar de liefde van God; mijn verwonde lichaam verwijst naar de naasteliefde; van twee naturen, mijn Mensheid verenigd met mijn Godheid, vormde Ik één geheel en Ik maakte die onafscheidelijk, omdat Ik niet alleen de goddelijke rechtvaardigheid voldoening moest geven, maar ook de redding van de mensen moest bewerkstelligen. En opdat iedereen deze verplichting van de liefde tot God en de naasten op zich zou nemen, maakte Ik er niet alleen één geheel van, maar maakte Ik het tot een goddelijk voorschrift. Aldus spreken mijn wonden en mijn bloed even zovele talen die iedereen onderrichten elkaar te beminnen en te zorgen voor de redding van de anderen”.

Nadien zag Hij er wat verdrietiger uit en zei: “Wat een meedogenloze tiran is de liefde voor Mij; de hele loop van mijn sterfelijke leven besteedde Ik aan één voortdurende offergang, tot stervens toe, leeggebloed aan een kruis en Ik gaf Mezelf als een eeuwig slachtoffer in het sacrament van de Eucharistie. En dat niet alleen, Ik heb ook nog al mijn geliefde ledematen die als slachtoffer een leven leiden van voortdurend lijden, ten bate van de redding van de zielen; uit velen heb Ik precies jou gekozen om slachtoffer te blijven uit liefde voor Mij en de mensen. Ach ja, mijn hart vindt geen rust als het geen mensen vindt. En de mens … hoe antwoordt hij Mij? Met de allergrootste ondankbaarheid!”
Toen Hij dit gezegd had, verdween Hij.


20 juni 1900

De meest volmaakte nederigheid geeft de meest intieme vereniging van God en de ziel.

Vanmorgen toen ik buiten mezelf was en mijn hoogste Goed niet kon vinden, moest ik overal rondkijken op zoek naar Hem en toen ik zo moe werd dat ik bijna flauw viel, voelde ik hoe Hij achter mij mijn schouder ondersteunde. Dus strekte ik mijn arm en trok Hem naar voor en zei: “Mijn liefste, U weet dat ik niet zonder U kan en toch laat U me zo lang wachten, dat U de oorzaak bent dat ik flauw val. Vertel me dan tenminste; wat is de reden hiervan? Hoe heb ik U beledigd dat U me aan zulke wrede kwellingen onderwerpt, aan zo’n pijnlijk martelaarschap, want dat is die ontbering?” En Jezus onderbrak me en zei: “Mijn dochter, mijn dochter, voeg niet nog meer kwellingen toe aan mijn hart dat tot het uiterste verbitterd is en een voortdurende strijd levert vanwege het geweld waaraan ik voortdurend wordt blootgesteld. De ongerechtigheid van de mensen oefent geweld op me uit, net zoals zij rechtvaardigheid over zich zelf afroepen en Mij dwingen om hen te kastijden; en rechtvaardigheid in voortdurend gevecht met de liefde die Ik voor de mensen heb, kwelt mijn hart zo pijnlijk dat die Mij voortdurend doet sterven. Je oefent geweld op Me uit omdat je niet rustig blijft wanneer Ik kom, terwijl je de kastijdingen kent die Ik verspreid – nee, jij forceert Mij, je oefent geweld op Me uit en je wilt niet dat Ik bestraf; en omdat Ik weet dat je niet anders kunt in mijn aanwezigheid, zie Ik ervan af om te komen om mijn hart niet een nog heviger gevecht te laten leveren. Wil Me daarom niet forceren om nu te komen; laat Me mijn woede uiten en vermeerder mijn pijnen niet door jouw spreken.

Voor het overige wil Ik niet dat je er over nadenkt, omdat de volmaaktste, de meest verheven nederigheid bestaat in het loslaten van ‘t begrijpen en geen discussie over het hoe en waarom, maar zichzelf los laten in eigen niets-zijn. En als de ziel dit doet zonder het te beseffen, voelt ze zich opgenomen in God en dit brengt in de ziel de intiemste vereniging teweeg, de volmaaktste liefde voor zijn hoogste goed. Dit echter tot zeer groot voordeel voor de ziel, omdat zij door haar eigen begrijpen los te laten, goddelijk gaat begrijpen en door iedere discussie over zichzelf los te laten – of ze koud of warm is, of de dingen die haar overkomen haar bevallen of niet – zij zal er belang in stellen en zal een taal gaan spreken die totaal hemels en goddelijk is. Bovendien bekleedt nederigheid de ziel met veiligheid, dat wil zeggen de ziel gewikkeld in het kleed van veiligheid, blijft ten diepste kalm en verfraait zich in alles om haar dierbaarste en geliefde Jezus te behagen”.

Hoe verbaasd liet Hij me achter door zo te spreken. Ik had geen woorden om Hem te antwoorden. Na een ogenblikje verdween Hij en bevond ik me weer in mezelf – kalm ja, maar ten diepste verdrietig; op de eerste plaats vanwege het verdriet en de strijd waarin mijn Jezus verwikkeld was en ten tweede uit angst dat Hij niet zou komen. Wie zou dit kunnen verdragen? Hoe zal ik mezelf kunnen verdragen in zijn afwezigheid? Ach, Heer, geef me de kracht om dit zo harde martelaarschap uit te houden, zo onverdraaglijk als het is voor mijn arme ziel. Ondanks alles, zeg wat U maar wilt, maar ik zal geen middel onbenut laten, ik zal alle wegen bewandelen, alle listen gebruiken om U te bewegen te komen.


24 juni 1900

Het kruis is voedsel voor de nederigheid.

Na een paar dagen van ontbering – hoogstens zag ik een schaduw of flits van Hem – had ik het gevoel of al mijn vermogens waren ingeslapen, zodat ik zelf niet kon begrijpen wat er gebeurde in mijn binnenste. In deze slaaptoestand was er maar één pijn in mijn binnenste duidelijk, dat het leek of ik, terwijl ik sliep, alle zicht verloor en beroofd was van alle rijkdommen.
Zo’n ongelukkig iemand kan niet treuren, noch zich verdedigen, noch middelen benutten om zich te bevrijden van zijn ongeluk. Sukkelaar, in wat voor meelijwekkende toestand bevindt hij zich. Maar wat is de oorzaak hiervan? Zijn slaap.
Want als hij wakker was geweest zou hij zeker geweten hebben hoe zich te verdedigen tegen zijn ongeluk. Dit is mijn ellendige toestand; het is me zelfs niet gegeven een klacht te uiten of een verzuchting of een traan te laten, omdat ik het zicht verloren heb op Degene die heel mijn liefde is, heel mijn heil, en die al mijn tevredenheid uitmaakt. Het komt mij voor dat Hij me in slaap laat vallen om me niet te laten lijden onder zijn afwezigheid en dan van me weg gaat. Ach Heer, maakt U me zelf weer wakker, dat ik mijn ellende kan zien en tenminste weet wat mij is ontnomen!

In deze toestand hoorde ik vanuit mijn binnenste mijn gezegende Jezus onophoudelijk kreunen. Dat gekreun raakte pijnlijk mijn oor, en toen ik wat helderder werd, zei ik: “Mijn enige goed, door uw gekreun merk ik in wat voor pijnlijke toestand U zich bevindt. Dat komt omdat U alleen wilt lijden en mij niet wilt laten delen in uw pijnen; sterker nog, om mij niet in uw gezelschap te hebben, laat U me in slaap vallen en U laat me alleen zonder me ook maar iets te laten begrijpen, Ik begrijp waarom dit alles gebeurt; zo bent U vrijer om te kastijden. Maar, o alstublieft – heb medelijden met mij, want ik ben blind zonder U; omdat het altijd goed is in alle omstandigheden iemand te hebben die U gezelschap wil houden, zeg ik tot U zelf, geef uw gemoed lucht en temper uw woede hoe dan ook. In feite bent U nu vastbesloten en U gaat kastijden, maar als U uw evenbeeld ziet omkomen van ellende, zult U nog meer kreunen dan nu en wellicht zult U me zeggen: “Ach, als je ijveriger geprobeerd had Mij te behagen, als je de pijnen van de schepselen op je had genomen, zou Ik mijn eigen ledematen niet zo zien lijden”. Nietwaar mijn allergeduldigste Jezus? O, alstublieft, ontlast U zelf een beetje en laat mij lijden in Uw plaats”.

Terwijl ik dit zei kreunde Hij onophoudelijk, alsof Hij bijna beklaagd wilde worden en ontlast; maar Hij wilde deze opluchting bijna afdwingen. Welnu, na mijn onbescheiden aanhouden, bracht Hij zijn vastgespijkerde handen en voeten in mijn binnenste en liet mij beetje delen in zijn pijnen. Hierna verminderde zijn kreunen een beetje en zei Hij: “Mijn dochter, deze droevige tijden dwingen mij hiertoe, omdat de mensen zo brutaal en hoogmoedig worden, dat iedereen denkt dat hij zijn eigen God is; en als Ik de geselingen niet opeis, zou Ik hun zielen schaden, omdat alleen het kruis voedsel is voor de nederigheid. Dus als ik dit niet doe zou Ik zelf veroorzaken dat zij de middelen missen om vernederd te worden en zich losmaken van hun vreemde krankzinnigheid, hoewel de meerderheid van hen Mij zelfs nog meer beledigt. Maar Ik doe dit als een vader die het brood breekt voor allen die gevoed moeten worden – brood dat sommigen van zijn kinderen niet willen eten; sterker nog, zij gebruiken het om het in hun vaders gezicht te gooien. Wat heeft de arme vader verkeerd gedaan? Dat ben Ik. Daarom, heb medelijden met Mij in mijn verdriet”.

Na dit gezegd te hebben verdween Hij en liet me half wakker en half slapend, zelfs niet wetend of ik helemaal wakker moet worden of weer moet gaan slapen.

27 juni 1900

De ziel moet zichzelf in Jezus erkennen, niet in zich zelf.

Ik blijf slaperig. Deze morgen was ik een paar minuten helder en ik besefte mijn ellendige toestand. Ik voelde de bitterheid mijn hoogste en enige goed te moeten missen. Ik kon alleen een paar tranen wegpinken en zei Hem: “Mijn altijd goede Jezus, waarom komt U niet? Dit kunt U toch niet doen: een ziel kwetsen en haar dan verlaten. En nog erger: haar niet laten weten wat U doet en haar in slaap laten vallen. Alstublieft, kom, laat me toch niet zolang wachten.

Terwijl ik dit en nog meer nonsens zei, kwam Hij direct en bracht me buiten mezelf. Ik wilde Hem spreken over mijn armzalige toestand, maar Jezus legde me het zwijgen op en zei: “Mijn dochter, wat Ik van je verlang is, dat je niet langer jezelf erkent in jezelf, maar dat jezelf alleen erkent in Mij. Dus zul je niet langer jezelf herinneren en ook niet jezelf erkennen, maar je zult Mij herinneren en jezelf niet erkennend, zul je erkenning krijgen van Mij alleen. Naargelang je jezelf zult vergeten en negeren, zul je Mij beter leren kennen en zul je jezelf alleen erkennen in Mij. Als je dit alles eenmaal gedaan hebt, zul je niet langer denken met jouw geest, maar met de mijne. Je zult niet kijken met jouw ogen, niet spreken met jouw mond, jouw hart zal niet kloppen, jouw handen niet werken, jouw voeten niet lopen. Je zult kijken met mijn ogen, spreken met mijn mond, mijn hart zal in ‘t jouwe kloppen, je zult werken met mijn handen, lopen met mijn voeten.

Om dit te laten gebeuren, dat betekent, om zichzelf alleen te erkennen in God, moet de ziel naar haar oorsprong gaan en terugkeren naar haar begin – God, uit wie ze ontstond – en alles van zichzelf samen laten vallen met haar Schepper. En alles wat ze van zichzelf vasthoudt en niet samenvalt met hoe ze begon, moet ze teniet doen en tot niets terug brengen. Alleen op deze wijze, ontdaan van zichzelf, kan ze terugkeren naar haar oorsprong, zich alleen in God erkennen en werkzaam zijn volgens het doel waarvoor ze werd geschapen. Daarom moet de ziel om volledig gelijkvormig te worden aan Mij zich één maken met Mij.”

Toen Hij dit zei zag ik de vreselijke kastijding van planten die afsterven en wat daarna zou volgen. Ik kon alleen zeggen: “Ach Heer, hoe moeten die arme mensen verder?” En alsof Hij niet wilde luisteren verdween Hij in een oogwenk. Wie kan de bitterheid van mijn ziel beschrijven, toen ik tot mezelf kwam en geen kans had gehad Hem ook maar een woord te zeggen over mezelf en mijn naaste en over mijn neiging in slaap te vallen met wat me was overgebleven.


28 juni 1900

De kastijdingen van dit ogenblik zijn niets anders dan de voorbereiding voor toekomstige kastijdingen.

Vanmorgen toen ik heel verdrietig was over het weg blijven van mijn lieve Jezus, zag ik Hem heel even en Hij zei: “Mijn dochter, hoe velen zullen ontmaskerd worden in deze tijden van kastijdingen. In feite zijn de huidige kastijdingen enkel de voorbereidingen voor al de kastijdingen die Ik je in de loop van het afgelopen jaar heb getoond”.

Toen Hij dit zei dacht ik: “Als de Heer zo doorgaat dat Hij niet komt omdat Hij wil kastijden, en Hij zijn pijnen niet met mij wil delen en mij op zo’n ongewone manier behandelt – wie is in staat dat te verdragen? Wie zal me de kracht geven om deze toestand vol te houden?” En Jezus beantwoordde mijn gedachte en zei vol mededogen: “Zou je willen dat ik je voor even onthef van je taak als slachtofferziel en die later weer teruggeef?” Toen Hij dit zei voelde ik me zo verward en bitter (want het leek me of de Heer me met dat voorstel van zich af duwde) dat ik geen ja of nee kon zeggen – en ook niet hoorde wat de gehoorzaamheid me vroeg. Zonder mijn woorden af te wachten, verliet Hij me, en ik bleef achter alsof een spijker in mijn hart was geslagen, denkend dat Jezus me afwees. De pijn was zo groot dat ik alleen maar bittere tranen schreide.


29 juni 1900

Jezus en Luisa verkwikken elkaar.

Daar ik verbitterd bleef, kwam mijn aanbiddelijke Jezus omdat Hij medelijden met me had en ondersteunde me in zijn armen. Toen Hij me buiten mezelf bracht, merkte ik dat er overal diepe stilte heerste, droefheid en rouw. De mensen zo te zien maakte zo’n indruk op mijn ziel, dat het mijn hart beklemde.

Toen zei de gezegende Jezus alsof Hij mij apart nam: “Mijn dochter, laten we wat ons bedroeft even terzijde laten en laat ons elkaar verkwikken”. Terwijl Hij dit zei, begon Hij me te liefkozen en te kussen; maar mijn verwarring was zo groot dat ik die kussen en liefkozingen niet durfde te beantwoorden. En Hij vervolgde: “Wat is dat nou? Ik verkwik je met kussen en liefkozingen en jij wilt Mij niet verkwikken door die te beantwoorden?” Daarna voelde ik zoveel vertrouwen dat ik zijn liefde beantwoordde; en terwijl ik dit deed, verdween Hij.


2 juli 1900

Door haar lijden hield Luisa een kastijding tegen.

Ik bleef verbitterd en bedroefd, bijna versuft. Vanmorgen kwam Hij helemaal niet. Mijn biechtvader kwam en drong aan op de kruisiging. Aanvankelijk stemde de gezegende Jezus hier niet mee in, maar nadat ik Hem smeekte mij te laten gehoorzamen, liet Hij zich maar even zien en zei: “Wat wil je? Waarom wil je Mij geweld aandoen, wanneer het zo noodzakelijk is de mensen te kastijden?” En ik zei: “Heer, niet ik maar de gehoorzaamheid wil het zo”. En Hij: “Welaan dan, omdat het de gehoorzaamheid is, wil Ik je laten delen in mijn kruisiging en tegelijkertijd wil Ik Mezelf een beetje verkwikken”. Bij deze woorden liet Hij me delen in de pijnen van het kruis en terwijl ik leed, kwam Jezus dicht bij me en het kwam me voor dat Hij zich verkwikte. Terwijl ik zo bij Hem was, wees Hij op een pikzwarte wolk die naderde en terreur en angst verwekte alleen al bij het zien ervan en iedereen zei: “Deze keer sterven we”. Terwijl iedereen doodsbang was verscheen er tussen mij en Jezus een stralend kruis dat bewoog in de richting van die storm en die storm grotendeels verdreef, zodat de mensen leken te kalmeren. Ik kan het niet zeker zeggen, maar het leek me een orkaan begeleid door omweer en hagel, zo hevig dat die de kracht had hele fabrieken weg te vagen; en het kruis dat die grotendeels verdreef leek mijn geringe lijden te zijn, dat Jezus met mij had gedeeld. Moge de Heer gezegend zijn en moge alles zijn voor zijn eer en glorie.


3 juli 1900

Kastijdingen door besmettelijke en dodelijke ziekten.

Na de Communie vanmorgen zei ik, zo gauw ik mijn aanbiddelijke Jezus zag: “Mijn geliefde Heer, waarom zendt U zo veel kastijdingen? Waarom wilt U deze keer niet kalmeren om een of andere reden? Het lijkt wel of alle middelen hebben gefaald – zowel gebed als mijn woorden: Heer, stort uw bitterheid over mij uit. Ach, het is nooit uw gebruikelijke manier van doen geweest!” Terwijl ik dit zei, onderbrak de gezegende Jezus me en antwoordde: “Mijn dochter, toch zijn de kastijdingen die Ik overzend niets vergeleken bij die Ik heb voorbereid; kwel jezelf hiermee daarom niet, want zij zijn geen aanleiding tot grote droefheid”.
Toen Hij dit zei zag ik voor mij veel mensen met besmettelijke ziekten die stervende waren; dus zei ik Hem, overmand door afgrijzen: “Ach Heer, dat is nu wat we nodig hebben! Wat doet U? Wat doet U? Als U dit wilt doen neem mij dan weg van deze aarde, want mijn hart kan zulke droevige taferelen niet verdragen. Bovendien, wie kan deze toestand waarin U me voortdurend brengt verdragen – dat U niet komt, of maar heel kort, en dat niet alleen, maar U laat me versuft en slaperig achter, zodat ik niets meer kan begrijpen; toch zei U, dat U me zo wilde achterlaten tot U wat kwijt was van uw woede, maar nu stapelt U woede op woede, en het komt me voor dat het voorlopig nog niet voorbij is. Arme ik, arme ik! Wie zal me de kracht geven om deze toestand te blijven verdragen? Wie is in staat dit te verduren?”

Terwijl mijn droefheid naar buiten kwam, kreeg Jezus medelijden en zei: “Mijn dochter, maak je niet bezorgd over je slaperigheid. Dit betekent dat Ik jou in dezelfde toestand heb gebracht als Ik ben bij de mensen – alsof Ik hen niet hoor of zie. Kortom weet je nog wat Ik laatst zei: Wil je dat Ik je rol van slachtofferziel opschort?” En ik: “Heer, de gehoorzaamheid wil niet dat ik deze opschorting aanvaard”. En Hij: “Welaan dan, wat wil je van Mij? Wees kalm en gehoorzaam”. Stel je voor hoe verdrietig ik achterbleef? En dat niet alleen, maar het leek of mijn innerlijke krachten zo overmand werden door slaap dat ik leef zonder te leven. Ach Heer, heb medelijden met mij! Laat me niet in de steek in zulk een meelijwekkende en trieste toestand!


9 juli 1900

Niet alleen vóór God leven, maar in God.

Dezelfde toestand blijft duren en misschien zelfs nog slechter, en als Hij Zich soms laat zien, zie ik slechts schaduw en flitsen en bijna altijd in stilte. Vanmorgen op het toppunt van ellende en sufheid vanwege die voordurende slaap, liet Hij zich heel even zien en zei: “Moed, mijn dochter, de ziel die Mij echt toebehoort moet niet alleen vóór God leven maar in God. Tracht jij in ieder geval te leven in Mij, want in Mij vind je de voedingsbodem voor alle deugden en als je daar tussen loopt, zul je hun geur opsnuiven, zo overvloedig dat je verzadigd wordt.
En jijzelf zal niets anders doen dan licht en hemelse geur afgeven, omdat in Mij leven de ware deugd is en die heeft het vermogen om de ziel dezelfde gestalte te geven als de goddelijke Persoon waarin zij verblijft en om haar te transformeren met dezelfde goddelijke deugden waarmee zij zichzelf voedt”.

Hierna verdween Hij als in een flits en toen ik die flits probeerde te volgen bevond mijn ziel zich buiten zichzelf. Maar Hij was al ontsnapt en het was me niet gegeven om Hem te vinden, terwijl ik verbitterd vreselijke hagelbuien zag, die grote verwoesting hadden aangericht; en bliksemflitsen die brand leken te hebben veroorzaakt en andere dingen die voorbereid waren. Toen ik dit had gezien bevond ik me weer in mezelf, verdrietiger dan tevoren.


10 juli 1900

Het verschil tussen leven vóór God en leven ín God.

Terwijl ik nog steeds in verwarring leefde, toonde Hij zich in een flits en gaf me te verstaan dat ik niet alles opgeschreven had wat Hij me de dag tevoren had gezegd – n.l. dat de ziel niet alleen voor God moet leven, maar in God. Dus herhaalde de gezegende Jezus wat het verschil is tussen leven voor God en leven in God: “Levend vóór God kan de ziel onderhevig zijn aan verwarring, bitterheid, labiliteit, de zwaarte van hartstochten, betrokken raken bij aardse aangelegenheden. Maar leven in God – nee dat is iets heel anders, omdat het belangrijkste voor iemand die wil gaan verblijven in een ander is dat hij alles loslaat wat hem toebehoort – dat hij zich ontdoet van alles, zijn eigen hartstochten opgeeft; in één woord, alles loslaat om alles in God te vinden.
Welnu, als de ziel zich niet alleen ontdoet van zichzelf, maar zich slanker maakt, dan zal ze binnen kunnen gaan door de smalle deur van mijn Hart om in Mij te leven op mijn manier en vanuit mijn eigen leven. Zelfs hoewel mijn Hart onmetelijk is zodat het geen grenzen kent, is haar deur in feite echter buitengewoon smal en alleen iemand die zich van alles heeft ontdaan kan er binnengaan. En terecht, omdat Ik daar Ik de Allerheiligste ben, nooit iemand zal toestaan in Mij te leven die buiten mijn heiligheid leeft. Daarom, mijn dochter, tracht in Mij te leven en je zult nu al het paradijs bezitten”.

Wie kan zeggen hoeveel ik begreep van dit leven in God? Maar toen verdween Hij, en ik bleef achter in dezelfde toestand.


11 juli 1900

Het lijden van Luisa zal de kastijdingen milderen.

Vanmorgen, na de Communie en nog steeds in dezelfde staat van verwardheid, was ik alleen met mezelf bezig, toen ik mijn aanbiddelijke Jezus in grote haast naar me toe zag komen met de woorden: “Mijn dochter, temper mijn woede een beetje, anders…!” En ik zei toen erg geschrokken: “Wat wilt U dat ik doe om uw woede te temperen?” En Hij: “Door mijn lijden binnen jezelf te trekken zul je bereiken dat mijn woede kalmeert”.

Op dat ogenblik kwam het me voor dat Hij door middel van een lichtstraal mijn biechtvader riep en onmiddellijk maakte die duidelijk dat ik de kruisiging zou ondergaan. De gezegende Jezus werkte direct mee en ik werd betrokken in zoveel lijden dat ik, vanwege de intensiteit van de pijnen, voelde hoe mijn ziel uit mijn lichaam ging. Toen ik dacht dat ik op ‘t punt stond mijn laatste adem uit te blazen en ik tevreden was dat Jezus mijn ziel zou ontvangen, zag ik hoe mijn biechtvader mij weer terug riep in mezelf door te zeggen: “genoeg, genoeg”. Toen zei Jezus me: “De gehoorzaamheid roept je”. En ik: “Ach Heer, ik wil zo graag komen” En Jezus: Wat kan Ik doen? De gehoorzaamheid blijft je roepen”. En dus leek het of deze nieuwe gehoorzaamheid niet toestond dat het lijden door zou gaan; maar voor mij inderdaad een wrede gehoorzaamheid, omdat ik in het zicht van de haven buiten gezet werd om weer verder te varen.

Nadien had ik, zelfs ofschoon ik al lijdend achter bleef, niet langer het gevoel dat ik op ‘t punt stond te sterven en mijn welwillende Heer vervolgde: “Mijn dochter, als je vandaag mijn woede niet getemperd had, was het zo ver gekomen dat Ik niet alleen planten had vernietigd maar ook mensen. En als je biechtvader zelfs niet had ingegrepen door mijn lijden op jou over te dragen, had Ik zelfs met hem geen rekening gehouden. Het is waar dat kastijdingen nodig zijn, maar af en toe, als mijn woede toeneemt, is het noodzakelijk dat je die kalmeert; hoeveel meer geselingen, mijn dochter, zou Ik anders toegebracht hebben”. En terwijl Hij dit zei leek het of ik Hem, totaal uitgeput hoorde kreunen: “Mijn dochter…” of “Mijn kinderen, arme kinderen van Me, wat zie Ik jullie in aantal afnemen”. En tot mijn verbazing deed Hij me verstaan, dat Hij na een beetje gekalmeerd te zijn, zijn woede weer op liet komen om met de kastijding door te gaan en dat dit alleen gediend had om niet te hevig te keer te gaan tegen de mensen. “Ach Heer, word toch kalm en heb medelijden met degenen die Gij zelf ‘mijn kinderen’ noemt”


14 juli 1900

Het besluit om te kastijden is getekend…

Het komt me voor dat ik een paar dagen heb doorgebracht zonder die diepe slaap, enige tijd samen met de gezegende Jezus, elkaar wat verfrissing bezorgend, maar ik ben zo bang dat Hij me weer onderdompelt in die diepe slaap.
Nadat Hij me vanmorgen wat verfrist had met melk die Hij vanuit zijn mond in mij liet overvloeien en ik Hem verkwikte door de doornenkroon van zijn hoofd te nemen en die in mijn hoofd te duwen zei Hij heel droevig: “Mijn dochter, het besluit om te kastijden is getekend; er blijft alleen over het moment van de uitvoering te bepalen”.


16 juli 1900

Kastijdingen dienen voor het heil van de schepselen.

Vanmorgen kwam mijn aanbiddelijke Jezus niet. Na lang wachten kwam Hij en zei: “Mijn dochter, het beste voor jou is je toe te vertrouwen aan Mij en aan mijn Wil, zodat je hierdoor, zelfs als je die kastijdingen zou zien, je vrede zou bewaren zonder verward te raken, omdat Ik de vrede zelf ben. En ik: “Ach Heer, U komt telkens weer met die kastijdingen. Kalmeer nu definitief en geen geselingen meer. Bovendien wat dit betreft kan ik me niet toevertrouwen aan uw Wil”. En Hij: “Ik kan niet kalmeren. Wat zou je zeggen als je iemand naakt zag die i.p.v. zijn naaktheid te bedekken bezig was zich te behangen met sieraden terwijl de lichaamsdelen die bedekking nodig hebben naakt zouden blijven?” En ik: “Ik zou het afschuwelijk vinden en het zeker afkeuren”. En Hij: “Welnu, zo zijn de zielen. Helemaal naakt zijn ze niet meer in staat zich te bedekken en daarom is het nodig dat Ik hen straf, gesel en hen alles ontneem, zodat ze weer bij zinnen komen en de naaktheid van hun zielen beseffen, want dat is belangrijker dan het lichaam. En als ik dit niet doe, zou Ik aandacht schenken aan de sieraden, zoals de persoon die je berispte, en dat zijn dingen die betrekking hebben op het lichaam en dan zou Ik geen aandacht besteden aan het meest wezenlijke – de ziel, die zij hebben teruggebracht tot zo iets monsterlijks – zodat die niet meer herkenbaar is”.

Hierna kwam het me voor dat Hij een touwtje in zijn hand had en Hij deed dat om mijn hals en om de zijne. Hetzelfde deed Hij met het hart en de handen en hiermee leek Hij me vast te binden aan zijn Wil. Toen Hij dit gedaan had verdween Hij.


17 juli 1900

Luisa schenkt Jezus wat verlichting. Hij maakt haar duidelijk hoeveel kastijdingen Hij heeft tegengehouden.

Na de Communie zag ik de gezegende Jezus niet zoals gewoonlijk. Toen, na lang wachten voelde ik hoe ik uit mezelf trad en ik vond Hem. Toen ik Hem zag zei Hij: “Dochter, ik wachtte om een beetje in jou te kunnen rusten, want Ik kan niet meer. O, alsjeblieft, schenk me wat verlichting!”

Direct nam ik Hem in mijn armen om Hem tevreden te stellen en ik zag dat Hij een diepe wond aan zijn schouder had die medelijden en weerzin wekte als je die zag. Hij rustte zo even en na die korte rust zag ik dat die wond bijna helemaal genezen was. Vol verbazing en verbijstering, en toen ik zag dat Hij wat bijgekomen was vatte ik moed en ik zei: “Gezegende Heer, mijn arme hart wordt gekweld door angst – dat U me niet meer lief hebt. Ik vrees dat ik uw verontwaardiging heb gewekt en dat U daarom niet zoveel komt als eerst, uw bitterheid niet in me uitstort en mij niet meer geeft wat goed voor me is nl Iijden; en door mij dit te onthouden, onthoudt U mij Uzelf. O, alstublieft! Geef vrede aan een arm hart! Zeg me, verzeker me, zweer dat U me lief hebt. Houd U nog steeds van me?” En Hij: “Ja, ja, ja, Ik houd van je”. En ik: “Hoe kan ik daar zeker van zijn; wanneer men iemand echt liefheeft, geeft men hem toch alles wat hij verlangt? Maar ik zeg U: “Kastijd de mensen niet” en U kastijdt hen. “Stort uw bitterheid in mij” en U doet het niet; integendeel, het lijkt dat U deze keer echt te ver gaat. Hoe kan ik vertrouwen op uw liefde voor mij? En Hij: “Mijn dochter, jij houdt alleen rekening met de kastijdingen die Ik zend, maar die Ik achterwege laat laat je buiten beschouwing. Hoeveel meer kastijdingen zou Ik hebben moeten zenden, hoeveel meer bloedbaden en hoeveel meer bloed zou er vergoten zijn als Ik geen acht geslagen had op degenen die Mij liefhebben en die Ik bemin met een bijzondere liefde?”

Hierna leek Jezus zijn weg te vervolgen naar de plaats waar mensen werden afgeslacht. Ik wilde Hem volgen maar dat was me niet gegeven en tot mijn zeer grote verdriet bevond ik me weer in mijzelf.


18 juli 1900

De zonden van de mensen vallen op hen terug en veroorzaken hun ondergang.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn aanbiddelijke Jezus maar heel even, mijn hart vol droefheid en ik zag ook veel mensen die veel zonden begingen. Deze zonden kwamen op mij af en verwondden mijn geliefde Jezus zelfs binnen in mijn hart, maar Jezus wierp die van Zich af en zij vielen terug op de mensen zelf en door die val brachten zij hun eigen ondergang teweeg door te veranderen in vele soorten geselingen van de mensen die de hardste harten met afschuw vervulden. Zeer bedroefd zei Jezus toen: “Mijn dochter, hoe ver reikt de blindheid van mensen - Terwijl ze Mij proberen te verwonden brengen zij zichzelf wonden toe met hun eigen handen”.



19 juli 1900

Luisa biedt zich aan om te lijden, zodat mensen worden gespaard.

Na een hele nacht en een groot deel van de morgen gewacht te hebben op mijn aanbiddelijke Jezus verwaardigde Hij zich vanmorgen niet om te komen. Omdat ik genoeg kreeg van dat wachten op Hem, probeerde ik uit mijn gebruikelijke toestand te geraken, in de veronderstelling dat het niet langer de Wil van God was. Bijna ongeduldig in mijn pogingen er uit te geraken, bewoog mijn welwillende Jezus binnen in mijn hart, liet zich maar nauwelijks zien en keek naar mij in stilte. Ongeduldig zei ik Hem: “Mijn goede Jezus, hoe kunt U zo wreed zijn! Kan er grotere wreedheid zijn dan dit – een ziel in de steek laten die ten prooi is aan een meedogenloze liefdestiran die haar laat leven in voortdurende doodsangst? O, wat bent U veranderd – eerst liefdevol, nu wreed!”

Terwijl ik dit zei, zag ik veel verminkte menselijke ledematen voor me, dus vervolgde ik: “Ach Heer, wat een verminkte menselijke lichamen! Wat een bitterheid en pijn! Ach, zou het niet minder wreed zijn geweest als U genoegdoening had gevonden in dit lichaam van mij door het in net zoveel stukken te scheuren als U nu hebt teweeg gebracht bij deze lichaamsdelen. Zou er niet minder ellende te zien zijn als er maar één zou lijden dan zoveel arme mensen?” Toen ik dit zei bleef Jezus’ blik op mij gericht alsof Hij geshockeerd was – ik kan niet zeggen of Hij ook pijnlijk getroffen was – en Hij zei: “Dit is nog maar het begin; dit is nog niets vergeleken bij wat nog gaat komen”. Na dit gezegd te hebben verdween Hij uit mijn gezichtsveld en liet zich niet meer zien, mij achterlatend in een zee van bitterheid.


21 juli 1900

De noodzaak van de zuivering.

Na een dag van onhelderheid en slaperigheid zodat ik mezelf niet kon begrijpen, voelde ik na de Communie hoe ik uit mezelf trad, maar ik kon mijn hoogste en enige Goed niet vinden, daarom begon ik uitzinnig rond te dwalen. Terwijl ik dit deed voelde ik, geheel versluierd, iemand in mijn armen en ik kon niet zien wie het was. Niet langer in staat me te bedwingen, trok ik die sluier kapot, en zag ik mijn zo vurig begeerde Alles. Toen ik Hem zag wilde ik beginnen te klagen en nonsens uit te kramen, maar om mijn ongeduld en uitzinnigheid te doorbreken gaf Jezus me een kus. Die bracht leven en kalmte en doorbrak mijn ongeduld, zodat ik niet in staat was ook maar iets te zeggen. Toen vergat ik al mijn ellende – en ik heb veel ellende – en dacht ik weer aan die arme mensen en ik zei tot Jezus: “Kalmeer toch en bespaar zoveel mensen zulke wrede kwellingen. Laat ons samen gaan naar plaatsen waar zulke dingen gebeuren dan kunnen we die arme christenen opbeuren en troosten in hun trieste toestand. En Hij: “Mijn dochter, ik wil je niet meenemen, want je hart zou zo‘n hartverscheurend bloedbad niet doorstaan”. En ik: “Ach Heer, hoe hebt U dit kunnen toestaan?” En Hij: “Het is bittere noodzaak, omwille van de zuivering van iedere plaats, omdat op het veld dat Ik ingezaaid heb het onkruid en de stekels uitgegroeid zijn tot bomen. En deze stekelige bomen overwoekeren mijn veld alleen maar met giftig en vuil water, zo erg dat als er al een korenaar blijft leven dan ontstaan er niets dan gaten en stank, zodat het onmogelijk is dat er meer aren ontkiemen – ten eerste omdat er geen grond over is die vol staat met zoveel giftige planten; ten tweede, vanwege de gaten die er voortdurend in vallen, die hen niet met rust laten. Dus zie je de noodzaak van het bloedbad – Zoveel slechte planten moeten uitgestoken worden; en het bloed is nodig om mijn veld te zuiveren van giftig en vuil water. Word daarom niet verdrietig over deze start, want niet alleen waar ik gekastijd heb, maar op alle andere plaatsen is zuivering noodzakelijk”.

Wie begrijpt hoe ontsteld mijn hart was toen ik Jezus dit hoorde zeggen? Dus drong ik weer aan dat ik wilde gaan kijken, maar Jezus luisterde niet naar me en verdween.
Alleen gelaten ging ik toch op pad, maar eerst kwam ik een engel tegen, die me gebood terug te gaan nu zielen te zuiveren, zodat ik gedwongen werd me te bezinnen.


25 juli 1900

Er is absoluut geen wreedheid in Jezus; alles is liefde.

Vanmorgen kwam mijn aanbiddelijke Jezus en toonde me een machine waarin, naar ‘t leek, veel menselijke ledematen werden vernietigd en ook iets wat leek op twee voortekens van kastijdingen in de lucht – kastijdingen die paniek veroorzaakten. Wie beschrijft de consternatie in mijn hart toen ik dit alles zag? Maar toen mijn gezegende Jezus zag hoe verbitterd ik was zei Hij: “Mijn dochter, laten we wat ons zo kwelt even van ons afzetten en laat ons elkaar opmonteren door wat te spelen samen”.

Wie kan onder woorden brengen wat er in dit spel zich afspeelde tussen Jezus en mij – subtiele tekens van liefde, liefdeslisten, kussen en tederheden die we elkaar bewezen. – Ik kon wat mijn geliefde Jezus me gaf echter niet verwerken; ik zou in mijn zwakte flauw gevallen zijn; daarom zei ik, niet in staat op te nemen wat Hij me gaf: “Mijn geliefde, genoeg, genoeg, ik kan niet meer – ik bezwijk; mijn arme hart is niet groot genoeg om zo veel te ontvangen; genoeg voor dit ogenblik”. Omdat Hij me en standje wilde geven vanwege mijn woorden van de vorige dag zei Hij heel lief: “Laat me je klachten eens horen. Zeg me eens: ben Ik wreed? Is mijn liefde voor jouw gevoel veranderd in wreedheid?” En ik, met een hoogrode kleur: “Nee Heer, als U komt bent U niet wreed, maar als U niet komt, dan noem ik U wreed”. Glimlachend om mijn woorden vervolgde Hij: “Je blijft volhouden dat Ik wreed ben als Ik niet kom? Nee, nee, er kan helemaal geen wreedheid zijn in Mij – alles is liefde; en weet dat als het is zoals je zegt, dan is juist mijn wreedheid grotere liefde”.


27 juli 1900

Visioenen van aanvallen op de kerk en vervolging in China.

Ik was heel ongerust over mijn ellendige toestand, vooral omdat ‘t niet Gods Wil zou kunnen zijn, en ik beschouwde mijn gebrek aan lijden en zijn voortdurende afwezigheid als een duidelijk teken hiervan. Welnu, terwijl ik mijn hersentjes daarmee pijnigde en ik verwoede pogingen deed om er uit te komen, liet mijn altijd goede Jezus zich in een flits zien en zei: “Mijn dochter, wat wil je dat Ik doe? Zegt ‘t Me – Ik zal doen wat je verlangt”. Op zulk een onverwacht voorstel wist ik niets te zeggen; ik voelde me zo verward dat de gezegende Jezus moest doen wat ik wilde – terwijl ik moet doen wat Hij verlangt – dat ik met stomheid geslagen was. Toen Hij zag dat ik niets zei, verdween Hij in een flits en dat licht achterna rennend bevond ik me buiten mezelf. Maar ik vond Hem niet, dus dwaalde ik over de aarde, de hemelen, de sterren, riep Hem eerst met mijn stem, dan met gezang, met het idee dat de gezegende Jezus zou geraakt worden als Hij mijn stem en mijn gezang zou horen en dat ik Hem dan zeker zou vinden.

Zo ronddwalend zag ik de wrede kwelling die maar voortduurt in de oorlog in China-kerken verwoest, beelden van Ons Heer op de grond gegooid… En dit is nog niets. Wat me het meest beangstigde was dat dit nu wordt gedaan door barbaren, door mensen van de wereld, maar later door valse religieuzen die hun maskers afzetten en zich later zien zoals ze zijn, die samenwerkend met de openlijke vijanden van de Kerk, zulk een aanval zullen beramen, onvoorstelbaar voor de menselijke geest. O, hoeveel nog wredere kwellingen. Het lijkt dat zij elkaar hebben gezworen een eind te maken aan de Kerk. Maar de Heer zal het hun vergelden door hen te vernietigen; dus bloed aan de ene kant en bloed aan de andere zijde.

Toen bevond ik me binnen in een tuin die de Kerk leek te zijn en daarbinnen was een menigte mensen en daar vertoonden zich draken, serpenten en andere razende beesten die die tuin verwoestten en toen naar buiten gingen en de mensen vertrapten. Terwijl ik dit zag ontdekte ik mijn Lieve Heer in mijn armen en ik zei: “Eindelijk hebt U U laten vinden. Bent U werkelijk mijn lieve Jezus? En Hij: ”Ja, ja, Ik ben jouw Jezus”. En ik wilde Hem vragen zo veel mensen te sparen, maar zonder aandacht hieraan te besteden vervolgde Hij heel bedroefd: “Mijn dochter, Ik ben nogal moe; laat ons naar je bed gaan als je wilt dat Ik bij je blijf”. En bang dat Hij me zou verlaten bleef ik zwijgen en maakte het zo mogelijk dat Hij in slaap viel. Even nadien kwam Hij weer in mijn binnenste en liet mij gerustgesteld achter, maar wel heel bedroefd.


30 juli 1900

Luisa houdt het zwaard van de rechtvaardigheid tegen.

Een nacht en een dag bleef ik rusteloos. Vanaf het begin voelde ik dat ik uit mezelf trad, zonder mijn aanbiddelijke Jezus te kunnen vinden; ik zag niets dan dingen die schrik en angst in mij opriepen. Ik kon een vuur zien opvlammen in Italië en een ander in China en beetje bij beetje kwamen die samen en werden één. In dit vuur kon ik de koning van Italië zien die door een list plotseling was gestorven en dit was de aanleiding waardoor het vuur ontstond en zich uitbreidde. Kortom, ik kon een revolutie zien, tumult, mensen die vermoord werden. Na deze dingen gezien te hebben, voelde ik dat ik in mezelf was en ik voelde hoe mijn ziel gepijnigd werd, zo erg dat ik me voelde sterven; te meer daar ik mijn aanbiddelijke Jezus niet kon zien. Toen, na lang wachten verscheen Hij met een zwaard in zijn hand dat Hij naar het volk wilde werpen. Heel angstig en toch ‘n beetje stoutmoedig hield ik het zwaard tegen en zei: “Heer wat doet U nu? Ziet U niet hoeveel rampen er plaats vinden als U dit zwaard gebruikt? Wat me het felste raakt is dat ik zie dat u mikt op Italië. Ach Heer, kalmeer toch, heb medelijden met uw evenbeeld! En als U zegt dat U me bemint bespaar me dan dit bittere verdriet”. En terwijl ik dit zei hield ik dit zwaard zo krachtig mogelijk tegen.

Met een diepe zucht zei Jezus heel verdrietig: “mijn dochter, laat het los – laat het op het volk vallen, want Ik kan ‘t niet meer verdragen”. En ik zette nog meer kracht en zei: “Ik kan het niet los laten, ik heb er de moed niet voor”. En Hij: “Heb Ik je al niet dikwijls gezegd dat Ik wel gedwongen ben om je niets te tonen, anders ben Ik niet vrij om te doen wat Ik wil?” En terwijl Hij dit zei, liet Hij zijn arm met het zwaard zakken en stond op het punt zijn woede te beteugelen. Even daarna verdween Hij en ik bleef achter met de angst dat Hij, wie weet zonder het me te tonen, het zwaard weg zou trekken en het naar het volk zou werpen. O, God! Wat hartverscheurend, alleen al de gedachte!




1 augustus 1900

De Mensheid van Jezus weerspiegelt de Godheid. Kastijdingen.

Mijn aanbiddelijke Jezus bleef maar zelden komen, en maar kort. Vanmorgen voelde ik me tot niets teruggebracht en ik durfde bijna niet op zoek te gaan naar mijn hoogste Goed; maar Hij kwam, zoals altijd welwillend en omdat Hij me moed wilde inspreken zei Hij: “Mijn dochter, niemand kan blijven staan voor het aanschijn van mijn majesteit en voor mijn zuiverheid; zij worden eerder bevangen door schrik en geraakt door de bliksem van mijn heiligheid. De mens zou bijna van Mij weg willen vluchten, omdat zijn ellende zo groot is, dat hij niet de moed heeft om voor het goddelijk Wezen te staan. En daarom laat Ik mijn barmhartigheid vrij stromen en is mijn Mensheid, die de stralen van mijn Godheid wat tempert, het middel om de mens vertrouwen en moed te schenken om naar Mij te komen. Voor mijn Mensheid die wat zwakke stralen van Mijn Godheid verspreidt, kan de mens zich tot zijn heil zuiveren, heiligen en zelfs vergoddelijken in mijn vergoddelijkte Mensheid.

Blijf daarom altijd gericht op mijn Mensheid, gebruik die als een spiegel waardoor je je zult zuiveren van alle smetten; en dat niet alleen, maar door de spiegel waarin je jezelf ziet, zul je schoonheid bekomen en langzamerhand zul je steeds meer op Mij gelijken.
In feite is het een eigenschap van een spiegel dat er een beeltenis op verschijnt gelijk aan degene die in de spiegel kijkt. Als dit al gebeurt met een spiegel van tastbaar materiaal, hoeveel te meer geldt dit voor het goddelijke, omdat mijn Mensheid voor de mens dient als een spiegel waarin mijn Godheid wordt weerspiegeld. En zo komt het goede voor de mens voort uit mijn Mensheid”.
Terwijl Hij dit zei voelde ik zo‘n vertrouwen in me opkomen dat de gedachte bij me opkwam met Hem te spreken over de kastijdingen – wie weet zou Hij naar me luisteren en zou ik kunnen bereiken dat Hij volkomen tot rust zou komen. Maar toen ik op ‘t punt stond dit te doen verdween Hij in een oogwenk en Hem achterna rennend raakte mijn ziel buiten zichzelf. Maar ik kon Hem niet meer vinden en tot mijn grote verdriet zag ik veel mensen de gevangenis in gaan; anderen fanatiekelingen gingen op pad om aanslagen te plegen op koningen en andere leiders. Ik zag hoe ze in woede ontstaken, omdat zij nog geen middelen hadden om midden onder het volk te geraken en een slachting aan te richten. Toch zal hun tijd komen. Nadien bevond ik me weer in mezelf, heel benauwd en verdrietig.


3 augustus 1900

God is werkzaam waar niets is.

In mijn gebruikelijke toestand, zocht ik vol verlangen naar mijn lieve Jezus. Na lang wachten kwam Hij tenslotte en zei: “Mijn dochter, waarom zoek je Me buiten jezelf, terwijl je me makkelijker in jezelf kunt vinden? Als je Me wilt vinden, treed dan in jezelf binnen, ga diep in je niets-zijn en daar, zonder jezelf, in het cirkeltje van je niets-zijn, zul je de basis vinden die het goddelijke Wezen in je gelegd heeft en ook de gebouwen die Hij in je heeft opgetrokken. Kijk en zie”.

Ik keek nog eens en ik zag solide gebouwen en zeer hoge muren die tot in het hemelgewelf reikten, maar wat me zo verbaasde was dat de Heer dit mooie werk had opgebouwd op mijn niets-zijn en de muren hadden geen openingen, slechts een opening in het gewelf was te zien die alleen uitkeek op de Hemel en in deze opening woonde Ons Heer op een stabiele zuil die oprees vanuit de basis, opgebouwd uit niets. Terwijl ik nu keek, stomverbaasd, vervolgde de gezegende Jezus: “De uit niets opgebouwde fundamenten betekent dat de goddelijke hand werkzaam is vanuit het niets en dat zijn werk nooit vermengd wordt met materie. De muren zonder openingen rondom betekent dat de ziel niet in relatie moet staan met aardse dingen, in die zin dat er geen risico mag zijn dat zelfs een weinig stof kan binnenkomen omdat alles degelijk ommuurd is. De enige mogelijke relatie van deze muren is die met de Hemel – d.w.z. van niets met de Hemel en van de Hemel met niets; en dit is de betekenis van de opening in het gewelf. De stabiliteit van de zuil betekent dat de ziel zo stabiel is in het goede dat er geen tegenwind is die haar in beweging kan brengen. En mijn verblijf daarboven is een duidelijk teken dat het werk volledig goddelijk is”.

Wie kan zeggen wat ik hiervan begreep? Maar mijn verstand is de draad kwijt en kan niets zeggen. Moge de Heer altijd gezegend zijn en moge alles zijn voor zijn eer en glorie.


9 augustus 1900

Alles wat men wil, moet men willen omdat God het wil.

Vanmorgen kwam mijn aanbiddelijke Jezus niet, dus wachtte ik een hele tijd. Toen liet Hij zich heel even zien en zei: “Net zoals een muziekinstrument aangenaam meetrilt met het gehoor van wie luistert, zo trillen jouw verlangens, je wachten, je verzuchtingen, je tranen mee met mijn gehoor als een zeer aangename melodie. Maar opdat het zoeter en vreugdevoller afdaalt, wil Ik je een andere manier leren – n.l. verlang niet naar Mij zoals jij verlangt, maar zoals Ik verlang, omdat Ik Mezelf zo graag aan je wil tonen. Kortom, alles wat je wilt en verlangt, moet je willen en verlangen, omdat Ik het wil – dat betekent, neem het uit mijn binnenste en eigen het je toe. Op deze wijze zal jouw melodie vreugdevoller zijn voor mijn gehoor, omdat het de melodie is die uit Mezelf is gekomen”.

Dan vervolgde Hij: “Alles wat van Mij uitgaat komt weer naar Mij terug. Daarom klagen mensen dat zij niet makkelijk bekomen waar zij om vragen, omdat dat geen dingen zijn die van Mij komen; en dingen die niet van Mij komen kunnen niet gemakkelijk bij Mij binnen komen en dan uit Mij komen om aan hen gegeven te worden. In feite is alles wat van Mij komt en binnengaat in Mij heilig, zuiver en hemels. Welnu, is het wonder dat zij niet verhoord worden omdat wat zij vragen niet hemels is. Onthoud daarom goed dat alles wat van God komt in God binnengaat”.

Wie weet wat ik begreep van deze woorden? Maar ik heb geen woorden om mezelf te verduidelijken. Ach Heer, schenk me de genade om te vragen wat heilig is en dat het uw verlangen en uw Wil is, zodat U zich overvloediger kunt meedelen aan mij.


19 augustus 1900

Steriele liefde en werkzame liefde.

Vanmorgen na de Communie toonde mijn geliefde Jezus zich met de bedoeling mij te onderrichten. Hij wilde een voorbeeld geven en zei: “Mijn dochter, als een jonge man getrouwd is en zijn vrouw uit liefde voor hem onophoudelijk bij hem wil zijn zonder ook maar een ogenblik van zijn zijde te wijken, zonder zich bezig te houden met haar andere vrouwelijke verplichtingen om deze jonge man gelukkig te maken, wat zou hij dan zeggen? Hij zou haar liefde wel op prijs stellen, maar hij zou zeker niet tevreden zijn over haar gedrag, omdat deze liefde slechts een steriele onvruchtbare liefde is die hem eerder zal schaden dan vrucht zal dragen voor die arme jonge man. En langzamerhand zal deze vreemde liefde hem eerder vervelen dan vreugde geven, omdat deze liefde alleen voor de jonge vrouw bevredigend is. En omdat steriele liefde niet beschikt over hout om het vuur aan te houden, zal er heel spoedig niets meer over zijn dan as, omdat alleen werkzame liefde blijft duren, terwijl andere liefde in rook opgaat en dan raakt men tenslotte verdeeld en heeft men geen aandacht, gaat men zelfs degene die men zo liefhad verachten.
Dat is het gedrag van de zielen die alleen aandacht hebben voor zichzelf – voor hun eigen voldoening, vurigheid en voor wat hun behaagt – zij zeggen dat dit liefde voor Mij is terwijl het zelfbevrediging is. In feite maken hun daden duidelijk dat zij niet opkomen voor mijn belangen en de dingen die Mij toebehoren; en als hun ontbreekt wat hen bevredigt, hebben ze niet langer aandacht voor mij en komen ze er zelfs toe Mij te beledigen.
Ach dochter, alleen werkzame liefde onderscheidt de ware geliefden van de niet ware – al het andere is rook!”
Terwijl Hij dit zei, zag ik enkele mensen waaraan ik aandacht wilde besteden, maar Jezus leidde me af door te zeggen: “Bemoei je niet met andermans zaken; laat ons hen alleen laten, omdat alles zijn tijd heeft. Als de tijd van het oordeel komt, is het tijd om de dingen te onderscheiden die gezift moeten worden, zodat men zal gaan zien wat het graan is, wat het stro en wat de onvruchtbare en giftige zaden. O, hoeveel dingen die men hield voor graan zullen op die dag stro en steriel zaad blijken te zijn, alleen geschikt om in het vuur geworpen te worden”.


20 augustus 1900

Jezus kijkt naar de wereld vanuit het binnenste van Luisa.

Mijn aanbiddelijke Jezus kwam vanmorgen niet. Na lang wachten kon mijn arme hart het niet meer verdragen en Hij toonde zich in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, kwel je zelf toch niet zo omdat je Me niet ziet, want Ik ben binnen in je; van hieruit, door jou heen kijk Ik naar de wereld”.
Toen bleef Hij zich nu en dan openbaren, zonder me iets te zeggen.


24 augustus 1900

Alles keert ten goede voor degenen die Jezus waarlijk beminnen.

Na een dag van rusteloosheid voelde ik me vol bekoringen en zonden. O God, wat een folterende pijn is het om U te beledigen. Ik deed zoveel ik kon om in God te blijven om te berusten in zijn heilige Wil, uit liefde voor Hem die rusteloze toestand op te dragen. Geen aandacht te besteden aan de vijand, heilige onverschilligheid te tonen, zodat ik hem niet zou prikkelen om mij meer in bekoring te brengen.
Maar ondanks dit alles hoorde ik toch gemompel dat de vijand rondom mij uitlokte.
In mijn toestand zoals gewoonlijk durfde ik niet te verlangen naar mijn geliefde Jezus, zo lelijk en ellendig vond ik mezelf.
Maar altijd welwillend voor deze zondares, kwam Hij zonder dat ik het vroeg, en alsof Hij medelijden met me had zei Hij: “Mijn dochter, moed, wees niet bang. Weet je niet dat bepaalde koude en machtige wateren beter in staat zijn een onbeduidende vlek te verwijderen dan vuur? En bovendien alles keert ten goede voor degene die Mij werkelijk lief heeft”. Na dit gezegd te hebben verdween Hij en liet me gerustgesteld achter, maar wel zwak alsof ik koorts gehad had.


30 augustus 1900

Luisa gaat naar het vagevuur om de koning van Italië wat verlichting te schenken.

Na verschillende dagen van ontbering en bitterheid – ik zag Hem hoogstens een paar keer in een flits - ervaarde ik vanmorgen het toppunt van bitterheid; en dat niet alleen, maar het leek of ik alle hoop verloren had om Hem ooit nog te zien. Na de Communie kwam het me voor dat mijn biechtvader de bedoeling had me te laten kruisigen en de gezegende Jezus liet zich zien en om mij te laten gehoorzamen liet Hij me delen in zijn pijnen. Intussen zag ik de koningin Moeder die me aan Hem aanbood zodat Hij zou kalmeren.
En Jezus hield rekening met zijn Mama, nam het aanbod aan en leek een beetje te kalmeren.
Hierna zei de koningin Moeder: “Wil je naar het vagevuur komen om de vreselijke pijnen van de koning te verlichten?” En ik: “O Mama, als Hij dat wil”. Direct nam Ze me mee en door de lucht bracht ze me naar een plaats met afschuwelijke dodelijke kwellingen; en de ongelukkige was daar, gaande van de ene kwelling naar de andere. Het leek of hij zo dikwijls de dood moest ondergaan als er zielen verloren waren gegaan door zijn toedoen. Nadat ik toen zelf verschillende kwellingen had doorstaan was zijn lijden een beetje verlicht. De koningin Moeder nam mij weer mee, weg van de plaats van pijn, en ik bevond me weer in mezelf.


31 augustus 1900

Zielen met een innerlijk leven komen niet in verwarring.

Ik was in een toestand zoals gebruikelijk en omdat mijn aanbiddelijke Jezus niet kwam, was ik heel verdrietig en een beetje bezorgd waarom Hij niet kwam. Na lang wachten kwam Hij en toen ik zag dat er bloed uit zijn handen stroomde smeekte ik Hem dat Hij het bloed uit zijn linker hand zou laten stromen over de zondaars die op het punt stonden te sterven en het risico liepen verloren te gaan; en dat Hij het bloed uit zijn rechter hand zou uitstorten over het vagevuur. Welwillend naar mij luisterend, kwam Hij in beweging en stortte zijn bloed uit over beide plaatsen.

Hierna zei Hij: “Mijn dochter, in de innerlijk levende zielen kan er geen verwarring ontstaan en als het wel gebeurt is het omdat de ziel naar buiten gericht is. Als ze dat doet wordt ze haar eigen beul, omdat ze, als ze naar buiten gericht is vast gaat zitten aan veel dingen die niets met God te maken hebben en Hem niet toebehoren; en soms zijn dat dingen die zelfs niets te maken hebben met het ware heil van de ziel. Terugkerend in zichzelf en bezig met dingen die niet bij haar horen, kwelt ze zichzelf en verzwakt ze zich hierdoor en mist ze ook genade.
Ga daarom door met innerlijk te leven en je zult altijd kalm zijn”.

Hoe leg ik uit hoe helder ik dit inzag en hoeveel waarheid ik ontdekte in deze woorden van Jezus? Ach Heer, als het U behaagt mij te onderrichten, geef me dan de genade om baat te hebben bij uw heilige lessen, anders zal alles leiden tot mijn veroordeling.


1 september 1900

Gehoorzaamheid brengt vrede tussen God en de ziel.

Omdat Hij nog steeds niet kwam bleef ik zeggen: “Mijn goede Jezus, laat me niet zo lang wachten. Vanmorgen voel ik me niet kwaad worden en ik zoek U niet zo hevig dat ik moe word. Kom hoe dan ook vlug, vlug – zo simpel is het”.
En toen ik zag dat Hij niet kwam bleef ik zeggen: “Het laat zien dat U wilt dat ik vermoeid raak en dat ik zelfs op het punt sta kwaad te worden, anders komt U niet!”

Terwijl ik dit zei en andere nonsens, kwam Hij en zei: “Zou je me kunnen zeggen wat de relatie tussen de ziel en God in stand houdt?” En ik zei, alleen maar door een licht dat van Hem kwam, “Gebed” En Jezus, mijn antwoord goedkeurend, vervolgde: “Maar wat maakt, dat God tot intiem gesprek met de ziel komt?”
Ik wist niet wat te antwoorden, maar direct werd mijn verstand verlicht en ik zei: “Als mondgebed dient om de relatie in stand te houden, dan moet een vorm van innerlijke overweging dienen als voedsel om het gesprek tussen God en de ziel gaande te houden”.

Hiermee tevreden, vervolgde Hij: “Welnu, zou je Me kunnen zeggen wat de lieflijke tegenstellingen oplost en het onbehagen te niet doet dat tussen God en de ziel ontstaat?” Omdat ik niet antwoordde, zei Hij zelf: “Mijn dochter, alleen gehoorzaamheid heeft deze taak, omdat zij alleen beslist over de dingen die Mij en de ziel aangaan. En als er tegenstellingen ontstaan of wanneer wat ontevredenheid de ziel vernedert, lost ze de tegenstellingen op als de gehoorzaamheid een rol gaat spelen, het onbehagen verwijdert en vrede sticht tussen God en de ziel”.

En ik: “Ach Heer, dikwijls lijkt het of gehoorzaamheid zelf niet tussen beide wil komen en die blijft dan onverschillig; en dan wordt de arme ziel gedwongen in die toestand van tegenstellingen en kwaadheid te blijven. En Jezus: “Zij doet dat voor een bepaalde tijd, omdat zij vreugde wil scheppen in de aanwezigheid van die liefdestegenstellingen; maar dan neemt zij haar taak weer op en brengt alles tot vrede. Daarom schenkt gehoorzaamheid vrede aan de ziel en aan God”.
Toen Hij dit gezegd had verdween Hij.


4 september 1900.

Onzuiverheid en slecht uitgevoerde goede werken zijn walgelijk en smakeloos voedsel voor Jezus.

Na de Communie bracht mijn aanbiddelijke Jezus me buiten mezelf en toonde zich erg verdrietig en verbitterd. Ik smeekte Hem zijn bitterheid op mij over te dragen, maar Jezus schonk geen aandacht aan mij; maar toen ik aandrong wilde Hij na een hele tijd het toch in mij uitstorten. Nadat Hij een beetje bitterheid in mij had uitgestort vroeg ik: “Heer, voelt u zich nu beter?” En Hij: “Ja, maar wat Ik in je uitstortte gaf Me niet zo veel pijn; het was eerder walgelijk en smakeloos voedsel dat Me niet met rust liet”. En ik: “Stort een beetje in mij, dan zult U zich wat opgelucht voelen”. En Hij: “Als Ik het niet kan verteren en verdragen, hoe kun jij het dan?” En ik: “Ik weet dat mijn zwakheid groot is, maar U zult me genade en kracht geven en dus zal ik het binnenin mezelf kunnen houden”.
Ik begreep echter dat het walgelijk voedsel de onzuiverheden waren en het smakeloze voedsel de goede werken slecht uitgevoerd en dat alles verdrong elkaar, en kwelde en viel Ons Heer zwaar. Hij verachtte die bijna en niet in staat ze te verdragen wilde Hij ze uitspuwen. Wie weet hoeveel er van mij bij was!

Bijna gedwongen door mij, stortte Hij ook een beetje van dat voedsel in mij uit. Wat had Jezus gelijk! – het bittere was beter te verdragen dan dat walgelijke en smakeloze voedsel. Als het niet uit liefde voor Hem was zou ik het voor geen prijs hebben geaccepteerd.

Hierna legde de gezegende Jezus zijn arm om me heen, legde zijn hoofd op mijn schouder en gedroeg zich of Hij wilde rusten. Terwijl Hij rustte merkte ik dat ik ergens was waar veel losse tegels lagen en daaronder de afgrond. Bang dat ik zou vallen maakte ik Hem wakker en riep zijn hulp in en Hij zei: “Wees niet bang, dit is het pad dat alles bedekt. Je moet alleen goed opletten en omdat de meesten nonchalant lopen, vallen er velen in de afgrond en maar weinigen bereiken de haven van het heil”. Hierna verdween Hij en ik bevond me weer in mezelf.



slot van deel 3